afstandhouder
 

Chris Barber, het fenomeen uit Engeland

Lang heb ik er over na moeten denken, want wat kan er in vredesnaam nog over Chris verteld worden! Alles is al over hem gepubliceerd, honderden interviews heeft hij de afgelopen 50 jaar gegeven. Een uitvoerige discografie met daarin de gegevens van tienduizenden opnamen bewijst wel hoe actief Chris geweest is. Discussies werden uitgelokt over de rol die hij in de jazz heeft gespeeld: het resulteerde erin, dat voor- en tegenstander letterlijk over elkaar heen rolden. Chris was daar misschien zelf de oorzaak van, maar hij trok zich echter niets aan van wat puristen en modernisten over hem schreven. Hij ging zijn eigen weg en doet dat nog steeds met zijn jazz- en bluesband. Zelf raakte ik pas in de ban van zijn muzikale prestaties toen de Britse trad eigenlijk al over het hoogtepunt heen was. Een jeugdvriend attendeerde me op de Barber band en uitte zijn kritiek op het spel: de trompet speelde niet zuiver en dat gepier zonder piano vond hij ook maar niks. Beiden waren we in die tijd nogal gericht op wat er in Nederland gebeurde en ook de belangstelling voor de Amerikaanse uitingen had onze aandacht; dat Engelse gedoe ging een beetje aan ons voorbij. Echter, toen ik wat meer platen aan mijn beginnende collectie kon toevoegen, waaronder een LP met ragtimenummers, werd mijn interesse gewekt. Alhoewel hij in de periode 1955-1965 tientallen keren in ons land heeft opgetreden, heb ik helaas geen enkel concert van hem bijgewoond. In 1994 organiseerde de Gooise Culturele Club een optreden van de Chris Barber Jazz Band (CBJB) in t Spant in Bussum. Ik kreeg een uitnodiging en zag dus Chris en zijn band voor het eerst. Het keurige Gooise publiek reageerde beleefd op het optreden, dat dan ook met een vakkundige, enigszins routinematige aanpak ver zorgd werd. Zelf was ik niet zo enthousiast, maar dankbaar ging ik met de handtekening van Chris op het programmaboekje en een CD van lan Wheeler naar huis. Een jaar later zag ik Chris terug in het Vredenburg te Utrecht met zijn Reunion band, en dat was een heel ander verhaal. Het eerste gedeelte van dat optreden stond in het teken van de periode 1955-1960 met gasten als Monty Sunshine, Lonnie Donegan en Jim Bray. Fantastisch, wat een prachtige muziek, het publiek was uitzinnig. Helaas, wat de huidige CBJB na de pauze ten gehore bracht, deed mij huiveren en met kromme tenen zat ik te luisteren. Voor mij was dat hoofdstuk uit. Dan toch een artikel over Chris voor de Hot News lezers? Wel, zonder de CBJB had de jazz- wereld in Europa en zeker de Enkhuizer jazzscene er heel anders uitgezien. De invloed die Chris Barber in de jaren vijftig en zestig op jonge musici had, was overweldigend en maakt hem ongetwijfeld de grootste ambassadeur van de trad jazz in Europa.

Eerste scheden op het glibberige jazzpad

 Chris Barber werd 71 jaar geleden geboren in Welwyn Garden City. Op de kostschool werd hij voor het eerst geconfronteerd met jazzmuziek. Zijn vader stuurde hem een paar 78-toerenpla- ten van Harry James en Coleman Hawkins, toentertijd beroemde namen in de jazz. Het boek Really the Blues van Mezz Mezzrow, wat hij daarna te pakken kreeg, was bepalend voor hem. Het muzikantenbestaan zou zijn levenspassie worden. Zo ver was het echter nog niet. De tweede wereldoorlog was nog in alle hevigheid aan de gang. Hij volgde een opleiding als actuaris, maar al snel liet hij die schieten om muziekonderricht bij de Guidhail School of Music te gaan volgen. De viool was zijn eerste instrument. Echter, toen hij van Harry Brown, trombonist bij Humphrey Lyttelton, diens trombone voor zes Engelse ponden kon overnemen, aarzelde hij geen minuut. Het instrument bleek met ijzerdraadjes aan elkaar te zitten, het was volgens hem nog geen pond waard; toch werd het zijn hoofdinstrument. Daarnaast studeerde hij ook nog bas. Het formeren van een orkestje was de volgende stap. De Chris Barber New Orleans Jazzband zag het leven, met in de bezetting Alex RevelI en Hugh Middleton. Voor het Tempo-label werden in 1949 een aantal werkjes opgenomen. Volgens mij zijn ze niet op 78-toeren uitgebracht, maar later wel op de LP Black Lion 12124/25, waarop we Chris Barber met zijn toen nog houterige New Orleans tailgate trombone stijl kunnen beluisteren. Rob Vlam, trombonist bij de Freetime, ontmoette Chris in de jaren 70 in Londen en vroeg hem wat voor olie hij gebruikte voor de schuif van zijn instrument. Chris antwoordde dat hij daar helemaal niets voor gebruikte, hetgeen verwonderlijk is, want de schuif moet dan wel bijna vast hebben gezeten. Het verklaart wel de stijl van Chris en een uitzonderlijk gespierde rechterarm. De Chris Barber New Orleans Jazzband onderging enkele mutaties. Ben Cohen werd de nieuwe cornettist, maar spectaculair was het allemaal nog niet. Toch gingen zij in 1951 weer de platen- studio in en voor Tempo werden enkele werkjes opgenomen. De stijl kunnen we het beste omschrijven als die van Armstrong en Oliver. Het orkest was geen lang leven beschoren en Chris ging op de schnabbeltoer. Hij kwam in 1952 in Denemarken terecht, waar hij met enkele Denen voor Storyville een paar platen maakte. Terug in Engeland stond er een nieuwe formatie op poten met Pat Halcox, Monty Sunshine en Lonnie Donegan. Pat Halcox haakte af toen de band professioneel wilde worden. Toen Ken Colyer na zijn pelgrimage naar New Orleans weer in de Londense jazzscene verscheen, werd hem gevraagd de leiding voor zijn rekening te nemen. Ken was inmiddels een begrip geworden, en de Ken Colyer Jazzband werd geboren. Voor Decca gingen ze de platenstudio in en een eerste 25-cm LP gaf een voorproefje van wat ons de komende jaren te wachten stond. Nieuw voor een oude-stijl formatie was, dat zonder piano werd gespeeld

Wereldfaam

De verstokte New Orleans-stijlopvattingen van Ken Colyer en zijn door drankgebruik agressieve gedrag noopten de bandleden een andere cornettist te zoeken. Pat Halcox werd weer gevraagd en het verder ongewijzigde orkest ging verder onder de naam Chris Barber Jazzband (CBJB), en op weg naar wereldfaam. Eén ding werd direct duidelijk, de aanpak van de CBJB ten opzichte van de tradionele jazz was een totaal andere als de inmiddels gevestigde jazzorkesten. Zonder piano kwam in het ritme het accent te liggen op banjo, bas en drums, wat zorgde voor een totaal andere klankkleur. Een repertoire van stukken van o.a. Duke Ellington en andere typische niet-New Orleans jazzcomposities was hun visitekaartje. De CBJB zou de komende jaren uitgroeien tot een top act, typisch een orkest dat zich het beste voelt in concertzalen en clubs. Persoonlijk kan ik mij geen ander orkest voor de geest halen, dat meer live optredens op de plaat heeft gezet (en nog steeds doet) dan de CBJB. In 1955 doet pianiste en blueszangeres Otillie Patterson haar intrede; daarmee werd een nieuwe dimensie aan het succesvolle orkest toegevoegd. De op de oude blues van zangeressen als Bessie Smith en Ma Rainey geënte stukken werden door deze fréle zangeres met een dusdanige intentie en passie uitgevoerd, dat menigeen zich afvroeg of er geen zwart bloed door haar aderen stroomde. Na een optreden in de USA in 1959 werd zij aangesproken door een gitzwarte vrouw, die haar vroeg: how come you sing like us; groter compliment kon de gevoelige Otillie niet krijgen. Het overweldigende succes, dat Chris in Engeland had (avond aan avond volle zalen en een uitzinnig publiek) ontging natuurlijk de rest van jazzminnend Europa niet. Ook in Nederland zou Chris een graag geziene gast blijken te zijn en nog steeds trekt hij met zijn jazz- en bluesband volle zalen. Het toenmalige muziektijdschrift Rhythme heeft in de periode 1955-1960 tientallen artikelen gepubliceerd over de optredens van de CBJB in ons land; hieronder volgt een bloemlezing.

Chris in de lage landen

 Jazzliefhebber Ben Hendriks was welzijnsofficier in het kazernecomplex te Ossendrecht. Op 7 februari 1956 haalde hij de CBJB voor het eerst naar Nederland voor een optreden voor de militairen. Het in Nederland relatief onbekende orkest concerteerde volgens dezelfde formule als in Engeland en vertolkte de stukken met bravoure en enthousiasme, waarmee ze hetzelfde succes oogstten als in het moederland. Het zou een jaar duren voordat Chris weer terug was (weer voor de militairen) en dit keer werd het optreden door de AVRO-radio live uitgezonden, zodat de rest van Nederland kon meegenieten. Een idyllische foto van Chris en zijn (nu zijn ex-> vrouw Ottillie Patterson. In onze tijd zouden ze met de Hitkrant in de hand staan.

De derde keer was in februari 1958. Feestelijk werden ze op Schiphol opgehaald en verwelkomd door de Storktown Dixie Kids en de instrumenten werden toch nog even uit de koffer gehaald om op de landingsbaan een jam session te houden. Het blad Rhythme maakt er nog een fotoreportage van. Het concert was in de fraaiste muziektempel van Nederland, het Concertgebouw in Amsterdam. De controverse tussen de aanhangers van de toen moderne jazz en de oude-stijl aanhangers had inmiddels zijn hoogtepunt bereikt en de muziekrecensent van dagblad Het Parool,Michiel de Ruyter, schreef een vernietigend stuk over het optreden. Ik citeer: Het Parool, 17 februari.... Zondagavond presenteerde impresario Paul Acket de Engelse band van trombonist Chris Barber. Drie blazers en drie man ritme - geen piano - die bijeen wonderlijk genoeg op sommige momenten een bijkans even groot volume als de 17 man sterke Miller Band wisten te ontwikkelen. Waarmee iedere verdere vergelijking dan ook ophoudt. Barber en zijn mensen pretenderen blijkbaar een soort New Orleans Jazz te spelen volgens de tekst van hun herkenningsmelodie. In wezen is het naar mijn smaak een redelijk goede amateur-groep die een formule gevonden heeft om een groot publiek zeer enthousiast te krijgen. Want op de keper beschouwd is geen enkele van de instrumentalisten van werkelijke klasse, wordt er grof en op het sentiment werkend gemusiceerd, terwijl de klarinettist meestal slecht intoneert en daarbij zijn slechte smaak laat overheersen. Blueszangeres Ottilie Patterson kan noch zingen, noch zich op het podium bewegen en de minimaal vijf minuten lange drumsolo in het laatste stuk deed voor mij geheel de deur dicht. Men mag dan aanvoeren dat de band ook zacht kan spelen, het lijkt me dat het alleen gedaan wordt om daarna de overluide gedeelten des te beter te doen uitkomen. Barbertje moet hangen, is een goed Nederlandse zegswijze, artistiek gesproken is het op de muziek van Chris Barber Band zeker van toepassing. Hoe mooi de vrijwel uitverkochte zaal het dan ook vond. Michiel A. De Ruyter

Hoe de rest van de muziekpers hierop reageerde, kunnen we lezen in de open brief, die aan Michiel gericht, afgedrukt werd in het muziekbiad Rhythme van 15 april 1958. Eric Krans van het Algemeen Dagblad, W. Nols van de Haagse Courant, Bob Leenart van Het Binnenhof, J. Rosinga van Het Vaderland en Ton van der Horst van de Volkskrant vielen met zijn allen over De Ruyter heen, en verkondigden een totaal andere mening over het optreden van de CBJB; zij veroordeelden de eenzijdige benadering van de Paroolrecensent, die nota bene zelf klarinet in een oude-stijl orkest had gespeeld. Chris kwam in dat jaar nog een keer terug in Nederland: Europa’s beroemdste dixieland orkest ging niet op haar lauweren rusten. Inmiddels was Sidney Bechets compositie Petite Fleur, vertolkt door een kwartet met Monty Sunshine, uitgegroeid tot een wereldhit. Anderhalf miljoen platen zijn ervan verkocht. Chris ging op tournee door Nederland en trad op in Nijmegen, Eindhoven, Haarlem, Utrecht, Dordrecht, Rotterdam en Den Haag. Een brief die Chris naar het muziekblad Rythme schreef, sprak boekdelen. Hij bedankte het publiek voor hun steun en vertelde dat hij heel graag naar Nederland kwam. In feite is dat de veertig jaar daarna altijd zo gebleven. Platenmaatschappij Pye verlengde het contract niet en Chris stapte over naar Columbia, waar hij geduchte concurrentie kreeg van de Paramount Jazzband van Mr. Acker Bilk, die daar ook onder contract stond. Lonnie Donegan had de CBJB inmiddels verlaten en ook Monty Sunshine ging. Boze tongen beweren vanwege een conflict over de royaltys van Petite Fleur. Zijn vervanger was lan Wheeler, die tot 1998 bij de CBJB bleef. De CBJB bleef het continent onveilig maken, maar in 1959 werd er ook een tournee door de USA ondernomen. Zij traden op in New Orleans, het Monterey Jazzfestival en in Californië. Voor Columbia zijn een aantal belangwekkende platen opgenomen en een LP met uitsluitend ragtime nummers. Daarin laat Chris zijn vakmanschap horen; hij overdubt zichzelf op een aantal nummers drie, zelfs vier keer. Deze plaat heeft in mijn collectie een speciale plaats. Michiel de Ruyter blijft zijn kritiek op de Barberband in zijn rubriek Michiels Memo in het blad Rhythme houden, en schrijft dat hij gehoord had, dat een compositie van John Lewis van het Modern Jazz Quartet door Chris Barber opgenomen ging worden. Hij vindt dat maar een griezelige zaak. Op de Chris Barber Bandbox horen we niet alleen een prachtig uitgebalanceerd repertoire, met prachtige vocale bijdragen van Otillie, maar ook het bewuste nummer van John Lewis, Golden Striker, werkelijk schitterend vertolkt.

Experimenten in jazz

 In 1960 kwam Chris op uitnodiging van het Black & Blue Label weer in de USA om met enkele gerenommeerde zwarte musici, zoals Edmond Hall en Sidney de Paris, een LP op te nemen. Chris laat horen, dat hij zich uitstekend op zijn gemak voelt tussen die veteranen van de jazz. New Orleans is de volgende stap en met Billie en De De Pierce maakt hij een speciale plaat, waarvan er helaas maar 100 exemplaren geperst zijn. Het was de meest creatieve periode van Chris en niet te vergeten Otillie Patterson, want ook zij, inmiddels Mrs. Chris Barber, speelde en zong samen met blues-artiesten Sonny Terry, Brownie McGee en Big Bill Broonzy. Film en TV hadden al eerder de CBJB voor de cameras gehaald: in 1962 kreeg Chris een wekelijks eigen programma voor de BBC, Trad Tavern. Helaas hebben we dat in Nederland nooit kunnen ontvangen. Experimenten met andere jazz- en bluesvormen ging hij niet uit de weg en met de reeds eerder genoemde John Lewis ging hij zelfs in 1979 op tournee. Elektrische gitaar werd aan de band toegevoegd, speciale arrangementen werden geschreven en op de plaat Drat that Frattle Rat horen we wat het resultaat is. Verstokte Chris Barber liefhebbers zullen het wel niet met mij eens zijn, maar ik ben blij dat hij zijn vertrouwde stijl niet heeft vergeten. Bandwisselingen, de veranderde smaak van het publiek en de vernieuwingsdrang van de CBJB maakten van het orkest een goed geöliede machine en Chris bleef maar rondtoeren. Regelmatig was hij in Nederland en werd er van de gelegenheid gebruik gemaakt door de AVRO-radio om hem in de studio te halen. Ook voor Tros Session heeft de band regelmatig opgetreden. Grappig is een opname die ik gemaakt heb van een radio-uitzending, begin jaren 70, waarop de Chris Barber Band speelt zonder Chris zelf: hij had de boot gemist.

De laatste 20 jaar zit Chris Barber dus bij Timeless onder contract of is het misschien andersom. In ieder geval zijn er bij zijn optreden altijd technici van Timeless aanwezig met de nodige opnameapparatuur. Heel wat banden worden op CD gezet en uitgebracht, en ook op video is genoeg te vinden. De serie Timeless Historical, die wij in Hot News regelmatig beschrijven, draagt de naam Chris Barber Collection, waarin de indruk gewekt wordt, dat die allemaal uit zijn persoonlijke collectie komen. Ongetwijfeld zal die enorm zijn (zon 30.000 stuks heb ik begrepen), maar ook wordt er uit de collecties van Brian Rust, Ate van Delden, Hans Eekhof, John R.T. Davis en anderen geput. Concluderend stel ik, dat de enorme betekenis die Chris en zijn band de afgelopen 50 jaar voor de tradionele jazz heeft gehad, een mijlpaal is voor de geschiedenis van deze muzieksoort, en ik hoop hem nog eens op het Enkhuizer Jazzfestival te mogen beluisteren, maar dan wel met zijn CBJB!

Wim Keller


 

 

© 2009-2012 Wim keller.nl
All rights reserved worldwide