![]() ![]() |
![]() ![]() | |
Johnny Dodds King of the clarinet In het blad Rhythme van 15 april 1958 doet Jan Burgers (toenmalig lpider van
de New Orleans Syncopators) een blinddoektest met Bram de Wilde,
soloklarinettist van het Concertgebouworkest. Het onderwerp moet
New Orleans, the crescent city Het levensticht zag Johnny Dodds in New Orleans, waar hij op 12 april 1892 geboren werd als telg van een zeer muzikale familie. Zijn vader en oom waren violisten, zijn zuster speelde melodian (wat dat dan ook voor instrument geweest moge zijn, ik ken het niet). In zijn pubertijd zong Johnny (tenor) in het familiekwartet. Het kindertïuitje van zijn broertje Baby Dodds (een fluitje van een cent) was zijn eerste instrument. Hij speelde toen al z6 virtuoos, dat zijn vader een klarinet voor hem kocht. Hij zou er tot in alle uithoeken van de wereld beroemd mee worden. Les kreeg hij van een andere beroemde legende uit New Orleans, Lorenzo Tio senior. New Orleans, de smeltkroes van rassen en culturen, was er debet aan dat hij in aanraking kwam met wat wij nu als jazzmuziek kennen. Het duurde niet lang voordat hij in het orkest van Frankie Dusen, de Eagle Band, kwam spelen. Frankie Dusen had de leiding van dit orkest overgenomen, toen ‘King Buddy Bolden in 1907 in het krankzinnigengesticht werd opgenomen en er nooit meer uit zou komen. In 1913 werd hij beroepsmusicus in het orkest van Kid Ory, waar ook Joe Oliver een tijdje in speelde; namen die later in zijn leven een belangrijke rol zouden gaan spelen. Fate Marable was de volgende stap. In de bezetting vinden we Louis Armstrong, broer Baby Dodds en Johnny St.Cyr. Met hen ging hij spelen op de raderboot S.S. Sidney Streckfuss. Op de rivier de Mississippi kwamen ze op verschillende pleisterplaatsen, waar ze werden uitgenodigd om te spelen voor blanke plantage-eigenaren. Na afloop kwam een van hen naar Louis Armstrong toe met de woorden: ik heb nog nooit een nikker de hand geschud, maar dat doe ik jou wel. Ze moeten wel een grote indruk gemaakt hebben. De legende gaat, dat zowel Bix Beiderbecke als Jack Teagarden, latere reuzen van de jazz, dit orkest gehoord hebben op hun tochten op de beroemde rivier. Chicago and all that jazz Terug in New Orleans kreeg Johnny bericht van Joe ‘King Oliver, die na
het sluiten van Storyville (de beruchte hoerenbuurt van New Orleans) zijn geluk
was gaan beproeven in het noorden van Amerika. Hij had in Chicago zijn domicilie
gevonden. Joe vroeg hem de klarinet- partij te komen spelen in zijn Creole
Jazzband. Hij verhuisde naar de Windy City en is er zijn hele leven blijven
wonen. Voordat zij permanent in de Lincoln Gardens gingen spelen, ging de
Oliver-band in 1921 een tijdje naar de Westcoast, waarna Johnny zijn familie,
echtgenote en drie kinderen naar San Francisco liet overkomen. Helemaal
onlogisch is het niet om te denken, dat de Creole Jazzband enige invloed heeft
gehad op de jonge tieners, die later de Yerba Buena Jazzband in San Francisco
zouden vormen. Het boek the Great Jazzrevival, geschreven door Jim Goggin en
Peter Clute, bevestigt dat ook. Terug in Chicago kreeg de band plaatselijk grote
bekendheid door het engagement in de Lincoin Gardens. Er ging een telegram naar
Louis Armstrong in 1921, waarin hem gevraagd werd naar Chicago te komen. Dat
voegde een nieuwe dimensie toe aan de klankkleur van het orkest. Vooral de
invloed die het orkest had op jonge blanke scholieren, de Austin High School
Gang genaamd, is heel belangrijk geweest. Vaak waren zij avond aan avond
aanwezig om de muziek te beluisteren en te bestuderen. Het kon niet uitblijven:
de nog in de kinderschoenen staande grammofoonplatenindustrie nodigde hen uit
voor het Gennett-Iabel enkele opnamen te maken. In 1923 werden in Richmond (Indiana)
een aantal jazzclassics opgenomen (Just Go ne; Canal Street Blues; Mandy Lee
Blues; Chimes Blues). Nog steeds staan deze nummers op het repertoire van
dozijnen orkesten wereldwijd. De zware rol die Johnny Dodds moest spelen naast
het kopergeweld van Oliver, Armstrong en Dutrey was gigantisch, ma Hot Five-Seven-Bootblacks-Wanderers recordings Met enkele voormalige leden van de Creole Band begon Johnny in 1924 in
de Kellys Stabies te spelen onder zijn eigen naam. Freddy Keppard werd als
trompettist aangetrokken en vanaf die locatie begon hij onder tientallen
pseudoniemen plaatopnamen te maken. Volgens discografen zijn er meer dan 250
grammofoonplaten gemaakt, totdat in 1929 de beurskrach roet in het eten gooide.
De contacten met Louis Armstrong en Lii Hardin we
Heeft geen weerga gekregen in de geschiedenis van de jazz. Johnny moest alles uit de kast halen om hem te kunnen bijbenen. Luister maar eens naar Once in a while en Struttin’ with some barbecue, waarbij hij op briljante wijze laat horen niet voor het spel van Armstrong onder te doen. Manager van de Kellys Stables was Burt Kelly en de nogal sobere levensstijl van Johnny sprak hem wel aan, dit in tegenstelling tot de meeste andere leden van het orkest, die er vaak een potje van maakten. Johnny is er tot de sluiting van de tent in 1930 als orkestleider blijven spelen. Doordat hij een vaste stek had waar hij avond aan avond kon spelen, had hij overdag genoeg tijd om in platenstudio rond te hangen. Hij speelde vaak op platensessies mee van Jelly Roll Morton en ook met Joe Oliver, maar het meest onder zijn eigen naam met uiteenlopende bezettingen en benamingen (Black Bottom Stompers; Washboard Wizards; Chicago Boys; Beale Street Washboard Band etc.). Jaren geleden kocht ik een Franse 25 cm Ip met de Dixieland Jug Blowers RCN1 30286. Tot mijn grote verbazing speelde Johnny op vier nummers mee. Deze volksmuziekgroep speelde zeer aanstekelijke ritmische muziek met overgave en bezieling. Dit waren de ingrediënten die Johnny het meest aanspraken en waar hij zich bij thuis voelde (Carpet Alley Breakdown; Hen Party Blues; Memphis Shake en Florida Blues). Ook als begeleider van blueszangeressen was hij op de plaat te vinden, bijv. met Ida Cox, Viola Barlette, Butterbeans & Susie, eigenlijk te veel om op te noemen. De reeds eerder genoemde Johnny Dodds II vertelt verder, dat het de zoete inval was in hun huis op South Michigan Avenue. Niet alleen vrienden en orkestleden, maar ook later beroemde bandleiders als Benny Goodman, Jimmy Dorsey en Frank Teschemacher kwamen vaak langs en waren goede vrienden. Toch opmerkelijk, daar integratie in die periode nog niet aan de orde was en het getuigt van een grote bewondering voor het spel van Johnny. pict0.jpg Nobody knows you when you’re down and Out Vaak komen aan veel goede dingen een abrupt einde; zo ook aan de platenstroom die Johnny al die jaren geproduceerd had. De beurskrach van 1929 en de recessie die daarop volgde, waren daar debet aan. Zijn laatste opnamen maakte hij op 24 juli 1929 met de Beale Street Washboard Band. Een paar meesterwerkjes daarop zijn Forty and Tight en Piggly Wiggly. Het zou negen jaar duren voordat hij de platenstudio weer van binnen zou zien. Kellys Stables moest in 1930 sluiten en zo waren ze hun vaste stek ook kwijt. Niet getreurd; met zijn broer Bill begon Johnny samen met broer Baby een taxibedrijf en kon hij in de avonduren gewoon blijven spelen. Over vergoedingen moest je in die depressieperiode maar niet praten. Die waren namelijk ronduit slecht, maar hij heeft in ieder geval de hele tijd kunnen spelen. De revival van de New Orleans-jazz diende zich aan het eind van de jaren dertig aan. Sidney Bechet, Bunk Johnson, George Lewis en Kid Ory zouden een grote rol gaan spelen in de herleving van die oude muziek. Natuurlijk was er ook een heel belangrijke rol voor Johnny Dodds weggelegd, ware het niet dat gezondheidsproblemen roet in het eten gooiden. Op voorspraak van Lii Hardin-Armstrong was Johnny in 1938 uitgenodigd door de platenmaatschappij Decca om in New York een paar kantjes op te gaan nemen. Het was de eerste, maar tevens ook de laatste keer dat Johnny naar New York kwam. Met een relatief moderne bezetting zette hij drie kantjes op de plaat. Het resultaat was veelbelovend, maar nog niet voldoende voor een doorbraak. Terug in Chicago duurde het toch nog twee jaar voordat hij weer platen maakte. Hij ging wel werken met een zes-mans orkest in het Hayes Hotel, waar hij zijn eerste hersenbloeding kreeg. Op 5 juni 1940 zette hij met enkele oude vrienden nog twee nummers op de plaat (Red Onion Blues en Gravier Street Blues). Juweeltjes van New Orleans-jazz. Ze werden uitgebracht door Decca op een speciaal album, want door de hernieuwde belangstelling voor die oude muziek zag die maatschappij er wel weer brood in. Helaas had Johnny te veel van zijn gezondheid gevergd. Tijdens het werk in de K-nine club (de nieuwe Stables), waar hij met een kwartet speelde, terwijl hij vaak al te ziek was om te spelen, kreeg Johnny op 8 augustus een fatale hersenbloeding en overleed kort daarna. Hij werd 48 jaar oud. Wim Keller
© 2009-2012
Wim keller.nl
|