Home Artikelen E-mail Links Foto's Coordination
afstandhouder
 
Logo - Wim Keller

 

Jelly Roll Morton uitvinder van jazz, swing en stomp

Washington 1937

 Weinig was er over van de flair en grote mond van de eens zo beroemde pianist, componist en orkestleider Jelly Roll Morton. Hij, die altijd beweerd heeft de uitvinder van de jazz, swing en stomp te zijn geweest, was duidelijk aan lager wal geraakt. In het artikel Jelly Roll in Washington van Kenneth Hulsizer, gepubliceerd in het boek This is Jazz (uitgeverij Newnes, London 1960) vertelt hij over zijn ontmoeting met de flamboyante pianist in een van de slechtste kroegen van Washington, the Jungle Inn. Tijdens zijn gesprekken met Jelly, die inmiddels door het grote publiek helemaal vergeten was, vroeg Kenneth (die ook platenverzamelaar was en een aardige collectie platen van Jelly Roll had) hem de oren van het hoofd over die oude opnamen. Met een fabelachtig, bijna fotografisch geheugen kon Jelly zich feiten herinneren over de vroegste periode van de jazz. Hij kon antwoord geven op vragen over opnamedata, bezettingen van zijn Red Hot Peppers en 2 composities van zijn hand uit een ver verleden. De eens zo gefortuneerde en met diamanten bedekte Jelly zat duidelijk financieel aan de grond, maar af en toe merkte Kenneth dat hij nog wel de nodige kritiek over zijn collegamusici kon spuien. De jonge journalist Lowell Williams was er een keertje bij en noteerde al die kritiek en schimpscheuten van Jelly, vatte het samen en in de volgende editie van het blad Down Beat (toonaangevend muziekblad in de USA) werd het gepubliceerd. Het veroorzaakte een ware rel in de muziekwereld. Wel bereikte hij ermee, dat Jelly uit de vergetelheid werd gehaald en weer voor het voetlicht verscheen. Als klap op de vuurpijl werd hij door Dr. Alan Lomax van de Library of Congress benaderd om zijn levensverhaal te komen vertellen. Op 21 mei 1938 begon Jelly met piano-omlijsting zijn eigen verhaal te vertellen in de opnamestudio. Ooit zijn die gesprekken uitgebracht op 12 Riverside langspelers. Alan Lomax is ook de schrijver en samensteller van het boek Mister Jelly Roll, University of California Press, USA. Het verhaal van Jelly Roll Morton begint in New Orleans.

The Crescent City

 Ferdinand Joseph La Menthe werd zo rond 1885 op Congo Square in New Orleans geboren. De creoolse familie, Franse voorouders en een flinke scheut gekleurd bloed, had heel weinig op met de zwarte (lees jazz) muziek uit die stad. Toen Ferdinand een keertje door vrienden meegenomen werd naar een kroeg waar New Orleans-jazz gespeeld werd, was hij meteen verknocht aan deze ongeschreven, geïmproviseerde en emotionele muziek. Hij ging spelen in een muziekcorps en zong met drie vrienden spirituals op begrafenissen. Hij ging pianospelen en bleek een natuurtalent. Tot groot ongenoegen van zijn familie ging hij al op 15-jarige leeftijd in de kroegen en bordelen van Storyville ragtime-muziek spelen. Ragtime blijft eigenlijk als een rode draad door zijn hele muzikale leven heen lopen. Duke Ellington heeft later wel eens gezegd dat Jelly een soort schoolmeesterachtige ragtime-stijl had, waar maar weinig swing inzat. Niet aardig natuurlijk voor Jelly, die er prat op ging de uitvinder van jazz en swing te zijn. Jelly kaatste de bal terug en vond dat Ellington een aardige orkestleider was, maar geen piano kon Spelen. Hij leerde de zelfkant van het leven kennen, daar in die kroegen en bordelen van Storyville. Hij had voor eigen protectie al snel een pistool in zijn broekriem, want het kon er flink gewelddadig aan toegaan. Hij was populair bij de hoertjes en voordat ze aan het werk gingen, moest de klant eerst de pianist betalen; het leverde hem soms wel $100,- op een avond op. Zijn artiestennaam kreeg hij in die periode: Jelly Roll, waarschijnlijk vanwege zijn stijl van spelen. Zijn geld maakte hij op aan dure pakken en hij liet ook een grote diamant in zijn voortand zetten, zodat elke keer als hij zijn mond open deed (en dat gebeurde vaak genoeg) het schitterde als er licht op viel. Hij ontwikkelde een pianostijl, zô briljant en technisch perfect, dat hij al snel naamsbekendheid begon te krijgen. Ook begon hij al voorzichtig te componeren. Hij had echter geen rust in de kont en op 19-jarige leeftijd begon hij al te reizen door de zuidelijke staten van Amerika. Waar was hij naar op zoek? Geld, kleren, de bewondering van het vrouwelijk schoon, spanning; hij zou er voldoende van krijgen.

De beste poolspeler ter wereld

 In het jukeboxloze tijdperk was er in elke kroeg wel een piano aanwezig. Jelly gebruikte zijn pianokwaliteiten als opzetje om argeloze bezoekers van de kroeg via het poolspel een poot uit te draaien. Hij had zich inmiddels in dat spel bekwaamd en snoevend beweerde hij, dat hij de beste poolspeler ter wereld zou worden. Hij werd beroepsgokker en als hij dan achter de piano in de Honky Tonks zat te spelen, dacht iedereen: die pakken we wel met pool’. Wel, het was andersom en hij heeft menige dollar bij elkaar kunnen scharrelen. Hij was een echte snoever, die geen genoegen nam met halve complimenten. Tijdens het voorspelen van een van zijn composities, zei de muziekuitgever: ‘Dat klinkt goed, Jelly”. “Goed, snauwde Jelly terug, “het is volmaakt, ik ben de beste pianist ter wereld’. In het boek Mr. Jelly Roll van Alan Lomax vertelt Jelly van zijn omzwervingen en de rol van zijn echtgenote Anita, die er kennelijk geen moeite mee had om met deze hustler te leven. Zij verbleven een tijd in Californië en naast zijn andere kwaliteiten voegde hij er ook nog het beroep van pooier aan toe. Geld stroomde binnen. Anita had vier bontjassen (in Californië?) en Jelly had zelfs diamanten in zijn ondergoed genaaid. Drank, gokken, seks, geweld maar ook prachtig pianospel en niet te vergeten prachtige composities, - want dom was Mr. Jelly beslist niet. Juweeltjes componeerde hij in die vroege jazzperiode en ze staan nog steeds op het programma van menige jazzband. Jelly Roll Blues is de oud- ste jazzcompositie op muziekpapier uitgebracht (1905); Frog- i-more Rag (1908) en later de Wolverine Blues, the Pearls, Kansas City Stomps, King Porter Stomp, Buddy Bolden Blues, allemaal parels van zijn hand. Anita Gonzales vertelde later dat ze een gelukkige tijd met Jelly heeft gehad in Californië, maar ook dat hij ziekelijk jaloers was. Eigenlijk kende ze hem al vanuit New Orleans, maar ze kwamen elkaar weer in Los Angeles tegen. Zij kon ook nog aardig zingen, maar dat mocht niet van Jelly en toen zij toch een keer over de schreef ging, stopte hij met begeleiden en moest ze a capella zingen. Woest was hij en liet haar beloven dit nooit meer te doen. Hij heeft haar nooit geslagen, zo vertelde zij later, hij was werkelijk de perfecte gentleman. Zakelijk ging het maar wisselend. Anita runde een hotel en hij speelde in een nachtclub. Berichten uit New Orleans, dat veel musici naar Chicago waren vertrokken, bereikten hem en hij kreeg de kriebels. Het was een nieuwe uitdaging! pict0.jpg

Chicago and all that Jazz

 In 1922 vertrekt Jeily Roll Morton richting Chicago, the Windy City. Anita heeft hij nooit meer gezien. Het zou jaren duren voor hij weer in Californië zou terugkomen. Vijf jaar is een lange tijd in het nog jeugdige ontwikkelingsproces dat de jazz doormaakte. Tijdens zijn verblijf in Californië had hij de greep op de ontwikkelingen in de jazzmuziek verloren. De geëxporteerde New Orleans-jazz had in Chicago een nieuwe voedingsbodem gevonden nadat Storyville, de hoerenbuurt van New Orleans, tot de grond toe afgebroken was. In Chicago speelde King Oliver de sterren van de hemel in de Royal Gardens met Johnny Dodds en Louis Armstrong. Freddy Keppard, Sidney Bechet, Manuel Perez en Johnny StCyr zouden van Chicago de beroemdste stad van de roaring twenties maken. Wie ontbrak er eigenlijk nog in de Windy City: juist, Jelly Roll Morton, de uitvinder van jazz, swing en stomp. Hij zou een van de meest toonaangevende figuren worden. Opvallend is wel, dat hij tijdens zijn verblijf in Chicago nooit met een vaste band heeft gewerkt. Hij speelde als solist of was gastspeler bij een ander orkest, maar een vast engagement heeft hij niet gehad. De grammofoonplatenindustrie stond nog in de kinderschoenen en platen werden in die beginperiode niet gezien als cultureel erfgoed, maar om bladmuziek te verkopen. Jelly had al enige composities gepubliceerd, maar het gros moest nog komen. De Melrose Brothers Music Store was een onooglijke muziekuitgeverij waar Jelly Roll na zijn aankomst in Chicago zijn entree deed. Buiten had hij op een aanplakbiljet Wolverine Blues verkopen wij hier zien staan. Walter Melrose kan zich jaren later nog de indrukwekkende binnenkomst van Jelly herinneren. Er kwam een kerel de winkel binnen met een buitenmodel cowboy hoed op en een vuurrode sjaal om zijn nek, die donderde: Ik ben Jelly Roll Morton uit New Orleans, de uitvinder van de jazz! Daarna bleef hij wel een uur lang debatteren over hoe goed hij wel niet was en ging achter de piano zitten om het te bewijzen. Zijn contacten met de Melrose muziekuitgeverij zouden zijn meest lucratieve worden. Melrose ging al zijn composities uitgeven en alleen daar al had hij een vermogend man van kunnen worden, als hij het wat handiger had aangepakt.

The Red Hot Peppers

 Door zijn onuitstaanbare karakter en de arrogante houding waarmee hij zich in Chicago profileerde, kon hij zich maar moeilijk aanpassen aan de andere musici uit New Orleans en werd hij min of meer gedwongen om op de solotoer te blijven doorgaan. Hij verdiende zijn geld meestal door te componeren. Echter, het nieuwe medium grammofoonplaat bracht soelaas. Paramount Records nodigde hem uit om in 1923 enkele pianosolos op de plaat te zetten: Big Fat Ham en Muddy Water Blues. In hetzelfde jaar nam hij met een blank jazzorkest, The New Orleans Rhythm Kings voor het Gennett-label vier eigen composities op: Sobbin Blues, Mr. Jelly Lord, London Blues en Milneburg Joys. Ook enkele pianostukken werden vereeuwigd: Wolverine Blues, the Pearls en Kansas City Stomps. Andere labels volgden (Okey, Rialto, Autograph en Vocalion). De latere platenbaas van Decca, Jack Kapp, vroeg Jelly voor het noodleidende Vocalion-label een paar krakers te schrijven en op te nemen. Volgens Jelly was de platenverkoop zô goed, dat daardoor het label van de ondergang werd gered. De echte doorbraak kwam in 1926, toen hij gevraagd werd voor het Victor-label een serie platen op te nemen. Het zou een studiocombinatie worden onder de naam Red Hot Peppers. De vijf jaar daarna heeft hij met wisselende bezettingen daar meer dan 80 opnamen mee gemaakt. Hij had inmiddels geleerd om wat diplomatieker met zijn oud-stadsgenoten uit New Orleans om te gaan en de eerste memorabele opnamen werden op 15 en 21 september 1926 op de plaat gezet, met George Mitchell op cornet, Kid Ory op trombone, Omer Simeon op klarinet, Johnny StCyr op banjo, John Lindsay op bas en Andrew Hilaire op drums. Een reeks memorabele platen rolde van de persen, absolute hoogtepunten in de geschiedenis van de jazz op de grammofoonplaat. Naast de opnamen van de King Oliver Creole Jazzband en de Louis Armstrong Hot Five en Seven, zijn deze Red Hot Peppers-opnamen muzikale documenten, die in geen enkele discotheek mogen ontbreken. Met wisselende bezettingen werd in vier jaar voor Victor een serie opnamen op de plaat gezet, die juweeltjes genoemd kunnen worden. Wilton Crawley, gaspipe klarinettist, een speeltrant die zich kenmerkt door gepiep, gehakkel en hikkend spel, maakte enkele platen met hem. Niet alleen val je achterover van het spel van Crawley, je moet maar zo kunnen spelen, maar de schitterende begeleiding van Mr. Jelly bewijst, dat hij niet alleen puristisch te werk ging ÇYou oughta see my Gal, Keep your business to yourself en She’s got what 1 need). Je weet niet wat je hoort! Ook Johnny Dodds speelde op enkele opnamen mee in 1927; Hyena Stomp, Billygoat Stomp en de mooiste versie van Wild man Blues die ik ken. De oerwoudgeluiden die je op deze opnamen hoort, zijn van Jelly. Ook vocaal liet Jelly zich horen en de oerversie van Doctor Jazz (wie kent de deun niet van de Dutch Swing College band) werd gezongen door Jelly en opgenomen door de Red Hot Peppers op 16 december 1926. Hij verdiende geld als water en wilde dat ook iedereen laten weten. Niet alleen werd er een prachtige Cadillac gekocht, maar hij kocht ook nog een tweede wagen, een Lincoln. Tot zijn dood heeft hij de ene met de andere op sleeptouw genomen op zijn reizen door Amerika. De uitvinder van jazz, stomp en swing stond er op zijn visitekaartje, dat hij kwistig uitdeelde. Hij was een big spender met een diamant in zijn voortand, een briljante pianist en een geniale componist en orkestleider. Met veel bravoure kwam Jelly Roll Morton in 1927 de Plantation Club in Chicago binnen, waar zijn oog viel op een bekoorlijke danseres. Hij informeerde wie zij was en nodigde haar uit aan zijn tafeltje. Mabel Bertrand werd op slag verliefd op deze charmeur. Zijn reputatie was haar bekend, maar uiteindelijk weerhield het haar niet om met hem te trouwen. Jelly moet op vrouwen toch een enorme aantrekkingskracht hebben gehad, want ook Mabel vertelde later aan Alan Lomax, dat ‘lve been loved by a great man and 1 have watched a genius at work. Zij bleef, ondanks de veelvuldige relaties die Jelly in de volgende jaren zou krijgen, hem trouw tot zijn dood.

Voorlopig was hij nog druk bezig met componeren en platen maken. Met Lizzie Miles (zie het artikel over Bob Scobey in Hot News van oktober 2003) maakte hij een paar bluesnummers (1 hate a man like you, Smiling the blues away); juweeltjes en wat een begeleiding van Jelly Roll. Een van zijn laatste opnamen voor Victor is de begeleiding van zangeres Billy Young. Boze tongen beweren dat Jelly een verhouding met haar had en - aangezien zij als secretaresse bij Victor werkte - hij zijn platencontract aan haar te danken heeft gehad. Als dank liet hij haar een paar jodelliedjes opnemen (april 1930, New York: When they get lovin en You done played Out). Door de beurskrach en de veranderende smaak van het publiek was hij genoodzaakt naar New York te verhuizen. De Lincoln werd achter de Cadillac gekoppeld en naar New York gesleept. De muziekwereld daar zat niet bepaald op Jelly Roll Morton te wachten en het ging snel bergafwaarts met hem. Toen zijn platencontract was afgelopen, begon hij weer te zwerven en speelde waar hij maar gevraagd werd. Zo kwam hij in de Jungle Inn in Washington terecht, waar we dit artikel mee zijn begonnen. Niet alleen ging hij weer de platenstudio in, maar vooral de opnamen die hij maakte voor de Library of Congress gaven hem een plaats in de jazz Hall of Fame. Zijn originaliteit, agressiviteit en genialiteit vinden we op die opnamen terug, het zijn huzarenstukjes en geven een meesterlijk overzicht van de geschiedenis van de jazz.

Winin’ boy blues

 Zijn verblijf in de Jungle Inn viel of stond bij de gratie van de uitbaatster Cordelia. We nemen aan, dat zij een verhouding met Jelly had en dat hij daardoor een aantal jaren kon blijven spelen. Zijn gezondheid was inmiddels slechter geworden en hij had nog steeds heimwee naar de goede oude tijd. In november 1940 kreeg hij te horen, dat zijn peetmoeder in Los Angeles was overleden. Hij werd erg ongerust en bezorgd over het lot van zijn peetvader. Hij koppelde de Cadillac dit keer aan de Lincoln en vertrok met de noorderzon uit Washington richting de westkust van Amerika. Het was een tocht vol ontberingen en met een dramatisch ongeluk, waarna hij de Cadillac moest achterlaten. Hij had geldgebrek en een zwakke gezondheid: het loog er allemaal niet om. Verzwakt kwam hij uiteindelijk toch in Los Angeles aan en probeerde weer wat geld te verdienen, maar het was allemaal te veel geweest. Een hartaanval maakte op 10 juli 1941 een einde aan het leven van Jelly Roll Morton. Hij werd begraven na een uitvaartdienst in St. Patricks Church op de Calvary Cemetary in Los Angeles.

Naschrift Alhoewel Jelly Roll Morton misschien als een keiharde man in dit artikel is neergezet, blijkt toch dat hij ook zeer menselijke kanten had. Vanaf zijn vertrek uit New Orleans heeft hij wekelijks geld gestuurd naar zijn familie. Ook met zijn echtgenote Mabel had hij een zeer gevoelige en bezorgde briefwisseling en hij stuurde haar zelfs in de slechtste periode van zijn leven geld. Jelly Roll Morton was een geboren katholiek, vandaar zijn begrafenis op een katholieke begraafplaats in Los Angeles. Nadat hij met zijn echtgenote Mabel Bertrand was getrouwd, had hij de draad van het katholieke geloof weer opgenomen en werd zeer religieus. Niemand weet waar de diamant uit zijn voortand is gebleven. Ook heeft niemand de begrafenisondernemer er op aangesproken.Toen hij in zijn kist lag, was alleen het gouden montuur nog te zien, de diamant was weg. Bij zijn begrafenis in Los Angeles waren enkele prominente jazzmensen aanwezig, zoals Kid Ory, Papa Mutt Carey, Ed Garland, Fred Washington en nog enkele anderen. Nadrukkelijk afwezig waren Duke Ellington en Jimmy Lunceford, prominente orkestleiders die op dat moment ook in Los Angeles waren.

 

Wim Keller


 

 

© 2009-2012 Wim keller.nl
All rights reserved worldwide

.

 

 

Links Foto's Artikelen Home