![]() ![]() |
![]() ![]() | |
The Story of British Trad 1945-1960 Bevrijdingsdag 5 mei 1945. De anders zo gereserveerde Britten en andere nationaliteiten gingen op Travalgar Square volledig uit hun bol. Onder hen was de jonge trompettist Humphrey Lyttelton, in battledress, officier in de Brigade of Guards, ‘blowing his brains out; hij knalde zijn New Orleans jazzklanken de menigté in. We kunnen rustig aannemen, dat de New Orleans jazz-revival in Engeland toen van start was gegaan. De jazzmuziek was in 1918 al met de O.D.J.B. (Original Dixieland Jassband) naar Engeland gekomen. Jazz ging ook Engeland veroveren. De invloeden van orkesten van Paul Whiteman, Gene Goldkette, Red Nichols en andere Amerikaanse jazz/dans-orkesten gaven de muziek van de Engelse orkesten een speciale gestroomlijnde sound (The British dance-bands). In de dertiger jaren was dat bepalend voor muziekminnend Groot-Brittannië. Op 7december 1941 verklaarde Duitsland ook de oorlog aan de U.S.A. en met de komst van Amerikaanse militairen naar Engeland werd een nieuwe dimensie aan het Engelse jazzleven toegevoegd. Het woord jazz had in Engeland een dubbele betekenis, men gebruikte daarom liever het woord ‘trad, een afkorting van tradional. Enthousiaste platenverzamelaars waren tuk op de platen die met de Amerikaanse militairen meekwamen. Revival platen van Bunk Johnson en George Lewis, Eddie Condon en de Yerba Buena Jazzband. Helemaal te gek vonden ze de oude platen van King Oliver, Louis Armstrong’s Hot Five/Seven, Jelly Roll Morton etc., muziek die feitelijk in Engeland nauwelijks aan bod was gekomen. De platen- verzamelaars werden z6 wild enthousiast door die voor hun nieuwe (lees oude) muziek, dat zij niets liever wilden spelen dan die muziek. Een van de eerste orkesten met een New Orleans traditie was George Webb Dixielanders met de traditionele bezetting van trompet, trombone, klarinet, piano, bas, banjo en drums. Vanaf het prille begin was klarinettist Wally Fawkes van de partij; hun vaste stek werd de Orange Tree at Fiern Barnet in Noord Londen. Trompettist Humphrey Lyttleton kwam in 1947 bij George Webb Dixielanders. Daarvoor speelde hij in de 161 Rhythm Club. Hoe onbekend de muziek van de dixielanders nog was, bleek wel toen zij uitgenodigd werden om in het kleine Schotse stadje Hawick te komen spelen. De aankomst, na een reis van 332 mijlen (14 uur duurde de reis), viel nogal tegen. De teleurstelling bij het ontvangstcomité was duidelijk te merken: ‘We thought you were darkies’. Zij hadden kennelijk gerekend op een orkest uit Dixieland, uit het zuiden van de Verenigde Staten en zwart van huidskleur. Zeker van invloed op de traditie van de Engelse trad is ook het Australische orkest van Graeme BelI geweest. In 1947 kwamen ze naar Europa om op een jongerenfestival in Tsjechoslowakije te spelen (Graeme BelI sprak ik begin zeventiger jaren in de voormalige Joseph Lam Jazzclub en hij vertelde mij dat het wel luguber was, dat tijdens zijn optreden in Praag in 1947 de Russen met tanks de stad binnen kwamen rijden en dat toen hij daar in 1967 weer was, hetzelfde zich herhaalde). Max Collie heeft in Sidney, Australië ook nog met de gebroeders BelI gespeeld. De Graeme BelI Jazzband pendelde een paar jaar tussen Europa en Australië. Er werden platen gemaakt in Tsjechoslowakije, Engeland en Frankrijk; klassiekers. Ook een uitnodiging in Nederland (1948) werd niet afgeslagen. Toen trompettist Roger BelI het wegens ziekte moest laten afweten, is de latere trompettist van de Joseph Lam Jazzband, Dick Spieker, nog voor hem ingevallen. Humphrey Lyttelton, die op de beroemde Eton University had gestudeerd en Wally Fawkes (beiden cartoonisten voor Engelse bladen) verlieten de George Webb band. Zij vormden onder de naam van Humprey Lyttelton een eigen band. Later kwam ook Harry Brown, de trombonist bij de band van Lyttelton en viel het doek voor de George Webb Dixielanders. Inmiddels begonnen ook andere, later bekende bandleiders zoals Ken Colyer, Chris Barber, Freddy Randall en Joe Daniels in het naar muziek hongerende Engeland hun New Orleans jazz te spelen. De hegemonie van Humprey Lyttelton zou echter voorlopig onaantastbaar blijven. Zijn populariteit werd nog groter toen hij van Parlophone Record Company een contract aangeboden kreeg. Honderden 78-toeren platen werden er opgenomen en uitgebracht, inmiddels compleet uitgebracht op het Dormouse-label op LP en ook op CD. Belangrijk voor de verspreiding van de Engelse trad is ook de rol geweest van de BBC. De trad jazz- orkesten kregen voldoende ruimte op de radio en maakten daar dankbaar gebruik van. Op de BBC presenteert Lyttelton nog steeds een radioprogramma. Zo rond 1950 begon de N.F.J.O. (National Federation Jazz Organisations) jazzconcerten te organiseren: de trad was volwassen geworden. Over het algemeen werd er in de New Orleans traditie gespeeld, waarbij voornamelijk de invloed van Louis Armstrong en Sidney Bechet bepalend was bij de repertoirekeus van Humphrey Lyttelton. Hun domicilie werd de 100 Club in Oxfordstreet, Londen. Graeme BelI gebruikte naast veel eigen composities ook nummers van de Amerikaanse Westcoast orkesten: Lu Watters en Turk Murphy. De ook uit Londen afkomstige trompettist/gitarist Ken Colyer, speelde met de Crane River Jazzband ook in de New Orleans traditie. Naast zijn muzikale activiteiten was hij zeeman van beroep; dekknecht op een vrachtboot. Tijdens zijn bezoek aan New Orleans ging hij van boord, en kwam wegens desertie in de gevangenis terecht. Voordat hij uit de U.S.A. werd uitgewezen, nam hij platen op met de New Orleans legendes Emile Barnes en Harrison Brazlee. Zijn grootste wens ging in vervulling toen hij met George Lewis kon spelen. Hij zou nooit meer anders dan New Orleans jazz spelen. Terug in Engeland formeerde hij een nieuw orkest met Chris Barber, Monty Sunshine en Lonnie Donegan. Waarschijnlijk is Ken Colyer and his Jazzmen het eerste Engelse orkest geweest dat zonder piano is gaan spelen en daarmee die typische trad-sound ontdekte, die door zoveeL Engelse bands zou worden overgenomen. In de ritmesectie werd een hoofdrol toebedeeld aan de banjo. Aanvankelijk speelde ook Chris Barber in de New Orleans traditie. Het beluisteren van platen van Ellington, Williams en andere klassieke jazzopnamen gaf hem nieuwe ideeën. Ken Colyer was daar niet gevoelig voor en voor hem werd Pat Halcox als trompettist aangetrokken. Chris zou met zijn jazzband, ook zonder piano, stormenderhand Groot-Brittannië veroveren. Ook in Europa en de U.S.A. zou Chris, met zijn band volle zalen trekken. Een aparte dimensie werd aan het orkest toegevoegd toen zangeres Otillie Patterson (de latere mevrouw Chris Barber) bij het orkest kwam in 1955, classic blues van hoog niveau. Hoogte-punt zou worden het nummer Petite Fleur, een eerste klas jazzhit. De optredens van de Chris Barber Band lokten toch ook nog wel negatieve reacties uit. Michiel de Ruyter, muziekjournalist voor het Parool en columnist in het muziektijdschrift Rythme, kraakte het optreden van de band in het Concertgebouw volledig af. Onder het motto Barbertje moet hangen publiceerde hij zijn kritiek in dagblad Het Parool. De reacties van andere recensenten ogen er niet om en men verweet Michiel eenzijdigheid en opportunisme. Er is eigenlijk altijd wel een controverse gebleven tussen moderne en klassieke jazz in Europa. De enige die zich er totaal niets van aantrok was Chris Barbe want hij speelt nog steeds met zijn jazz- en blues-band en trekt nog volle zalen (afgelopen maart was hij weer te horen in de Parkschouwburg in Hoorn). Ook in andere delen van Engeland was de oude-stijl jazz doorgedrongen en in Edinburgh, Schotland speelden de All Fairweather/Sandy Brown Jazzband. Sandy Brown, een begaafd klarinettist en componist met prachtige stukken op zijn naam (African Queen/ Go Ghana) had een Indiase moeder en een Schotse vader. Hij had een voorliefde voor Afrika, wat in veel van zijn composities terug te vinden is. Sandy speelde eerst ook in de New Orleans traditie, maar zijn eigen composities werden een belangrijk onderdeel van het repertoire: ook de Dutch Swing College Band nam composities van hem op het repertoire. Klarinettist Cy Laurie, die zichzelf de reïncarnatie van Johnny Dodds noemde, had zijn repertoire afgestemd op de Hot Five en Jelly Roll Mortonstukken. Zowel Max Collie als Ron McKay vertelden me, dat hij eind vijftiger jaren van de trad-scene verdween om de voorloper te worden van de Beatles! Hij ging naar de Himalaya om daar een discipel te worden van de Maharishi. Mahesh Jogi. Waarschijnlijk heeft hij zich daar in die hogere sferen met de in 1941 gestorven Johnny Dodds kunnen verenigen. Conway Hall, 2september1954, het legendarische concert van Humprey Lyttelton en zijn band, waar Bruce Turner op altsax geïntroduceerd werd. Het zou voor hem het point of no return worden. Definitief zei hij de New Orleans jazz vaarwel. Hij ging meer mainstream spelen, een wat meer gestroomlijnde jazz. Veelzeggend waren de commentaren van de puristen: Bruce Turner werd uitgemaakt voor dirty bopper. Om de fanatieke puristen, die geen veranderingen in de New Orleans jazz wilden, de mond te snoeren, schreef Humphrey een leuk, leesbaar boekje: 1 play as 1 please. Dit autobiografische werkje beschrijft zijn jeugd, studententijd, de eerste contacten met de jazz en zijn verdere ontwikkeling als trompettist en bandleider. Eind vijftiger jaren was door de rock & roll craze, de New Orleans revival in Engeland een beetje in het slop gekomen. Het was sappelen geblazen voor de trad-orkesten. Nadat hij met een paar formaties geen succes had gehad, kwam Mr. Acker Bilk met zijn Paramount Jazz-band eind vijftiger jaren in de belangstelling te staan. Een uitgelezen promotie was daaraan vooraf gegaan, ieder bandlid kreeg Mr. voor zijn naam; bolhoeden en vesten werden het visitekaartje van het orkest. Zij speelden een repertoire waarin nu wel heel erg van de New Orleans traditie werd afgeweken. De band, ook weer zonder piano, bracht een alleszins aantrekkelijke show in een uitstekend verzorgde muzikale omlijsting. Het had direct succes en werd ook meteen nagevolgd door andere orkesten: Dick Charlesworth & his City Gents; The Clyde Valley Stompers; Alan Elsdon & his band; The Temperance Seven; Terry Lightfoot; Kenny Bali etc. De komende jaren zou de trad-boom zoals dit verschijnsel werd genoemd, Engeland muzikaal in de ban houden, maar daarover een volgende keer.
Wim Keller
© 2009-2011 Wim keller.nl All rights reserved worldwide.
|