Foto Album

afstandhouder
 

Foto Album

 

The story of British Trad 1961-?

Zwolle, Stadsgehoorzaal, lente 1961. Mr. Acker Bilk en zijn Paramount Jazzband was het eerste Engelse jazzorkest dat ik hoorde spelen. Gelegerd bij de 101 AMA in Kampen ging ik met een groep dienstkameraden zijn optreden in Zwolle beluisteren. Naast de orkesten van de Dutch Swing College, Down Town Jazzband, was mijn interesse in jazzmuziek voornamelijk gebaseerd op Louis Armstrong, Duke Ellington, Benny Goodman, Eddie Condon, etc. Engelse trad zei me niet zoveel.

ik zag twee beren...

Mr. Acker Bilk

Het optreden van de band van Mr. Acker Bilk sloeg in als een bom. Niet alleen zijn virtuoze klarinetspel en aanstekelijke zang, maar de groep als geheel maakte een indruk, die ik nooit meer kwijt zou raken. Een fantastische avond. Mr. Ron Mckay, Mr. Johnny Mortimer, Mr. Colin Smith, Mr. Ernie Price en Mr. Roy James verzorgden een optreden om kippenvel van te krijgen, Ik stond als purist wel vreemd te kijken toen de populaire volksdeunen Ik zag twee beren broodjes smeren en Toen onze mop een mopje was met een trad-sausje vertolkt werden. De uitvoering was echter per(ect en ik neem aan dat het als promotie voor de platenmaatschappij diende. Populaire liedjes spraken de meeste mensen aan en platen moeten verkocht worden. In Engeland was de trad-boom, zoals dit verschijnsel werd genoemd, al enige jaren aan de gang, maar hier in Nederland hoorden we vaak niet anders dan Ice Cream van de Chris Barber Jazzband. De vertrouwde New Orleans-orkesten van Ken Colyer, Mike Daniels, Eric Silk, Sandy Brown, etc. kregen geduchte concurrentie van een nieuwe generatie jonge musici. Naast Mr. Acker Bilk kwamen Terry Lightfoot, Dick Charlesworth, Alan Elsdon, Kenny Bali, etc. Honderden nieuwe musici dienden zich aan! Het spelen zonder piano was een van die specifieke punten in de ritmesectie, waardoor de banjo een hoofdrol ging vertolken. De banjo werd het visitekaartje van trad-jazz.

Kenny Bali

De vraag naar trad-orkesten was enorm, alleen al in Londen waren meer dan 40 orkesten actief. Een aantal van hen werd beroeps en verdiende een goede boterham. Groot Brittanië was in de ban van de New Orleans jazz: na de rock & roll van Bill Haley, Littie Richard en Elvis (met als Engelse tegenhanger Cliff Richard) een ongekend gebeuren en in die vorm zou het ook nooit meer voorkomen. Kenny Bali’s band is wel de meest commerciële van de trad-orkesten geweest. Zijn devies was: As long as t swings, it’s okay with me. Het publiek kon er niet genoeg van krijgen en een stroom van populaire liedjes werd met een jazz-sausje bedekt en over ons uitgestrooid, zoals Sukyaki, 55 days at Peking, Rondo en natuurlijk Midnight in Moscow. Het laatste nummer was in Nederland ook populair door de vertolking van Jan Burgers’ New Orleans Syncopators, maar Kenny Bali nam klakkeloos het arrangement van Jan over, een fraai staaltje van pikken. Mr. Acker Bilk had met het nummer Summerset al een tophit gescoord, maar met Stranger on the Shore, een nummer dat hij in de taxi op weg naar de platenstudio schreef, werd alle records gebroken. Zelf zei hij altijd, dat het zijn oudedagsvoorziening was, maar Mr. Acker Bilk speelt nog steeds met de Para- mount Jazzband en als solist, dus met zijn AOW zit het wel goed.

The Beatles

Het medium televisie bracht wekelijkse uitzendingen op de BBC met Jazzshows en de BBC Trad Tavern, waar al die trad-orkesten aan bod kwamen. Op het hoogtepunt van de trad-craze gooiden vier jongens uit Liverpool echter roet in het eten. Zij noemden zich The Beatles en zongen en speelden een soort pop/rock, die niet alleen Engeland maar ook de rest van de wereld ging veroveren. Wie het optreden van The Beatles in Blokker heeft meegemaakt (ik was erbij!) weet hoe de magie van hun muziek zijn werk deed. Jazzliefhebber of niet, je ging voor de bijl. Deze nieuwe popmuziek zou de doodklap worden voor talloze trad-orkesten: trad was out! Mr. Acker Bilk ging ook mainstream spelen, de banjo werd vervangen door gitaar en er kwam een pianist bij de band. Chris Barber paste zijn repertoire aan en voegde een soort moderne blues aan zijn optreden toe. Hij ging zelfs met free-jazz experimenteren. De ene na de andere jazzclub sloot in die periode (1965) zijn deuren.

Max

De in Australië geboren trombonist Max Collie was met de Melbourne Jazzband naar Engeland gekomen en tijdens de trad-boom bleef hij daar hangen. Voor hem was het ook sappelen geblazen. Na het ineenstorten van de trad-markt besloot hij in 1966 toch weer met een eigen orkest opnieuw te beginnen, The Max Collie Rhythm Aces. In Engeland en de rest van Europa begon de belangstelling voor oude-stijl jazz weer te herleven. Jazzfestivals in Frankrijk, Duitsland, Nederland en solo-optredens in jazz- clubs brachten voldoende werk. Zij speelden weer in de trad-bezetting, dus zonder piano. Met “Gentleman Jim” Mclntosh, Phil Mason, Jack Gilbert, Trefor Fingers Williams en Ron Mckay gingen ze er weer flink tegenaan en in dië bezetting zou er de komende 30 jaar bijna onafgebroken gespeeld worden. Alle prijzen werden gewonnen, tot aan het Championship of Jazz in 1975 aan toe. Ook hun opzienbarende verschijning (lange haren/baarden en in spijkerbroeken) was anders dan de gemiddelde aankleding van de keurige dixieland-orkesten. De hernieuwde belangstelling voor de New Orleans jazz begon in Engeland voorzichtig weer op te komen. De oude vertrouwde namen als Humphrey Lyttleton, Chris Barber, Acker BiIk, Terry Lightfoot, Ken Colyer etc. waren nooit helemaal weg geweest, maar een derde generatie musici diende zich aan: Pete Allen, Steve Mellor, Rod Mason, Sammy Rimmington etc. Belangrijk is natuurlijk ook dat er weer platen gemaakt werden. Nieuwe onafhankelijke labels brachten oude New Orleans jazz- opnamen van Engelse orkesten weer opnieuw uit (Lake-label).

Britse orkesten waren weer graag geziene gasten op de verschillende festivals, die overal werden georganiseerd. Het bekendst is natuurlijk het oude-stijl festival in Breda (Oei Wim!,red.), maar ook op het festival in Enkhuizen zijn ze niet weg te denken. Op het laatste festival waren toch weer vier Engelse orkesten aanwezig. Vijfentwintig jaar na hun optreden in Zwolle heb ik Mr. Acker Bilk in de Parkschouwburg in Hoorn weer gehoord en gezien. Natuurlijk, de pensioengerechtigde leeftijd was voor de meeste orkestleden wel bereikt, maar toch er werd nog wel uitstekend gemusiceerd. De prikkelende trad met die lekkere banjo was het niet meer. Het was een mainstream orkest met een behoorlijke dosis techniek, vooral van trombonist Mickie Cooke. Ron McKay vertelde me, dat er incidenteel nog wel eens met de oude bezetting uit begin zestiger jaren opgetreden wordt.

Laatste snik

Ook het 40-jarig bestaan van het orkest van Chris Barber werd gevolgd door een tournee door Nederland; in Utrecht heb ik het orkest in de oude en nieuwe bezetting gehoord. Monty Sunshine, Jim Bray, Lonnie Donnegan tezamen met Pat Halcox en Chris Barber weer in die oude samenstelling te horen spelen was een belevenis. De vonk sloeg nog een keer over en het publiek wilde het weer allemaal horen: Tight like that, Ice Cream en Rock Island Line etc., maar toen Chris na de pauze met zijn huidige orkest optrad, ben ik bijna weggelopen. Het was een wereld van verschil, 40 jaar muzikale ontwikkeling in Engelse New Orleans jazz had zijn sporen nagelaten: voor mij hoefde dat niet meer. Chris zal nog wel tot zijn laatste snik blijven spelen en dat is zijn goed recht. Dat geldt eigenlijk voor alle oudgedienden van de Engelse trad. Belangstelling voor Engelse trad zal er in mijn ogen altijd blijven, daarvoor is de muziek te populair bij grote groepen aanhangers, getuige ook de verschillende festivals in Engeland en daarbuiten (Bute in Schotland en het Yorkshire Jazzfestival), In Enkhuizen zullen we nog vaak kunnen genieten van Engelse trad.

 

Wim Keller


 

© 2009-2012 Wim keller.nl

All rights reserved worldwide.