Foto Album

 

 

 

afstandhouder
 

Foto Album

 Peter Schilperoort

een leven vol muziek bij de onverwoestbare Dutch Swing College Band

Welke liefhebber van oude-stijl jazz heeft geen platen van de Dutch Swing College Band met Peter Schilperoort in de kast staan? Ik ken ze niet! Al meer dan tien jaar werkt de DSC alweer onder de leiding van Bob Kaper, maar we kunnen er niet onderuit: onlosmakelijk zal de naam van Peter Schilperoort verbonden blijven met het Swing College. Het was zijn geesteskind en tot zijn dood in 1989 is hij daarin blijven spelen.

 

Swing Papa’s, de Nazi’s en de jazz

Peter Schilperoort werd op 4 november 1919 geboren in Den Haag. Op 12- jarige leeftijd volgde hij een min of meer verplichte pianostudie, maar al snel was duidelijk, dat zijn belangstelling uitging naar de klarinet en andere rietinstrumenten. Als autodidact bekwaamde hij zich niet alleen daarop, maar ook op andere instrumenten: gitaar, quena, bas, drums, trompet en mondharmonica. Als leerling van de Haagse Dalton HBS (zijn vader was leraar op deze school) kwam hij op 1 5-jarige leeftijd in het schoolorkest. Zij noemden zich de Bouncers. Hij speelde gitaar waarop ook zon klein mirliton speelgoedmicrofoontje vastzat. Na zijn eindexamen HBS-B volgde Peter de MTS in Haarlem. Daar bleek al spoedig zijn grote belangstelling voor techniek. De doorbraak naar de jazzmuziek kwam in 1938 toen hij gevraagd werd om bij de Swing Papa’s te komen spelen. Het orkest werd in 1935 opgericht en speelde voornamelijk in de Chicago-stijl. Bij het uitbreken van de 2e Wereldoorlog en tijdens de latere bezetting van Nederland hadden de Swing Papa’s voldoende werk, de eerste tijd werd hen door de Duitse bezetter niets in de weg gelegd. Beperkingen waren er alleen bij het gebruik van Engelse woorden. Zo werden de Swing Papa’s de Slingervaders. Nummers als Jazz me blues en It don’t mean a thing werden Mijn blauwe jas en Je hebt het of je hebt het niet. Alles moest vernederlandst worden. In 1943 was het echter afgelopen, het werd te gevaarlijk. De bezetter eiste een Ioyaliteitsverklaring en daar hadden de leden van de Swing Papa’s geen zin in. Gelukkig zijn er nog zo’n 100 kantjes opgenomen op glasplaten, zodat we de muziek nog kunnen beluisteren en vooral de moderne aanpak van de stukken vind ik nu, zo’n kleine 60 jaar later, nog verfrissend. De eerste opname van Peter Schilperoort was op 22 december 1941, Ollys Shuifle. Er moest brood op de plank komen en Peter ging spelen bij het dansorkest van Klaas van Beek en het rumba-orkest van Koos Mak. Hij was inmiddels (na behalen van het MTS-diploma) beroepsmuzikant geworden. In 1944 werd dat onmogelijk en koos hij voor een baantje bij de Haagse gaarkeuken als opschepper. In zijn vrije tijd begon Peter met Frans Vink een muziekschool om toch de link met de muziek niet te verliezen. Zij noemden het The Dutch Jazz College, later Dutch Swing College. In een keldertje gaven Peter en Frans muziekles in jazz. Gelukkig heeft de bezetter er niets van gemerkt. Peter’s commentaar hierop luidde: ‘Wij speelden zachtjes.”

Dutch Swing College and all that jazz

Op 5 mei 1945 trad Peter op met The Quartet of the Dutch Swing College 0.1v. Frans Vink, in St. Regis in Den Haag. Zij bleven er drie weken spelen. Het moet voor de band en het Haagse publiek een ontlading geweest zijn, alle remmen gingen los na vijf jaar bezetting. De band werd uitgebreid en voor een half jaar gingen Peter en zijn maten optreden in de Canada-club in Apeldoorn. Zij speelden onder de naam Orchestra of the Dutch Swing College. De Canadezen vonden de naam van de band te lang en hij werd ingekort tot Dutch Swing College, aldus Peter Schilperoort in een interview in Het Parool van 13 augustus 1977. De speeltrant van de band was een combinatie van Ellington (Frans Vink) en Chicago/New Orleans (Peter). De komst naar Nederland van het Franse orkest van Claude Luter et ses Lorientais was er de oorzaak van, dat de stijl van het DSC ter discussie kwam te staan. In de televisiedocumentaire over het DSC, die een aantal jaren geleden op de buis kwam, vertelt drummer Tony Nusser, dat er gekozen werd voor een nieuwe aanpak. Frans Vink kon zich daarmee niet verenigen en zo werd Peter Schilperoort de leider van de Dutch Swing College Band. Joop Schrier werd als pianist aangetrokken, ook klarinettist Dim Kesber kwam de gelederen versterken. Het repertoire bestond nu voornamelijk uit New Orleans-traditionals, zoals die gespeeld werden door King Oliver, Jelly Roll Morton, Sidney Bechet etc. en werd omschreven als dixieland; oude-stijl jazz van hoge klasse. Goedkope effecten als het gebruik van onnodige hoge tonen, het misbruiken van techniek door virtualiteitsvertoon en het maken van afleidende show moest ten ene male vermeden worden. Bloedserieus dus, maar het publiek vond het prachtig en genoot van de DSC-jazz als woestijnreizigers van bronwater.

Grammofoonplaten, platen en nog eens platen

De ontwikkeling van de jazzmuziek heeft als muziekvorm zijn verspreiding mede te danken aan de grammofoonplaat. De opkomst van de grammofoonplaat hield gelijke tred met de jazzmuziek. Zo ook met Peter Schilperoort en zijn Dutch Swing College. Vanaf de oprichting tot heden is de DSC een vaste klant van de grammofoonplatenindustrie geweest. De eerste opnamen waren allemaal 78 toeren platen, maar toen de LP op de markt kwam, nam die het over tot aan het verschijnen van de CD. Inmiddels is alles weer op CD te vinden wat het DSC opgenomen heeft. De in 1981 verschenen Dutch Jazz en Blues-discography vermeld chronologisch alle opnamen vanaf 1945-1981. De eerste opnamen van het DSC waren nog privéopnamen, o.a. Hodge Podge, een werkje van Ellingtons altsaxofonist Johnny Hodges, opgenomen in de herfst van 1945. Een platencontract met het Engelse Tempo-label en het Amerikaanse Summit-label zorgde ervoor, dat het DSC vanaf het begin internationale bekendheid kreeg. Decca-Nederland was het volgende platenlabel waarvoor de DSC opnamen ging verzorgen. Later is Decca-Nederland overgenomen door Philips. De inmiddels opgerichte Dutch Swing College Club begon ook met een mededelingenblad onder de redactie van Joost van Os.

Het blad muntte uit door goede stijl, goede smaak, aparte humor en professionele aanpak. Natuurlijk mogen we de vergelijking met Sgt. Pepper’s Jazzclub en Hot News trekken. (Joepie! -Red.) Met Peter Schilperoort en zijn Dutch Swing College ging het als in een stroomversnelling. Peter had zijn studie niet afgemaakt en was beroepsmuzikant, maar de anderen waren voor het merendeel amateur-musici. Over belangstelling hadden ze niet te klagen. Ze maakten een serie radioprogramma’s voor Radio Herrijzend Nederland in 1946, later Radio Nederland Wereldomroep. Er volgden optredens in binnen- en buitenland, jazzfestivals en grammofoonplaten, die al snel collector items werden. Tijdens een concert in 1949 in Amsterdam in het Concertgebouw werd sopraansaxofonist Sidney Bechet voor het voetlicht gehaald. Bechet, die zijn sporen in de jazz zeker verdiend had en later permanent in Frankrijk ging wonen, werd regelmatig uitgenodigd om met het DSC te komen spelen. Met Sidney Bechet werden ook nog enkele platen gemaakt, o.a. Dutch Swing College Blues, een compositie van Sidney. Ze gingen op tournee in Duitsland, Zwitserland en Engeland, de Dutch Swing College band was Top of the Bill. Het was een hectische tijd voor Peter en zijn orkestleden. In juni 1951 was het verplicht uitblazen. Volgens redacteur Henk Kerverzee van het Dutch Swing Magazine had de controlerend geneesheer de volgende kwalen geconstateerd: Peter Schilperoort: Bechet dwangneurose; Kees van Dorsser: embouchure dangereuse; Joop Schrier: Charly Kunz-complex; Dim Kesber: pubertatis majestatis; Wim Kolstee: neuroticus eroticus; Arie Merkt: paradiddle criminalis; Joop van Leeuwen: te fijn besnaard gevoelsleven; Bob van Oven: te grof besnaard gevoelsleven. Na een tournee van de DSC door Duitsland had de heer Kerverzee nog een term van onze oosterburen meegenomen: General von Dorsser und Wilhelm Kollstein mit seinen fabelhaften witzen.

Farewell Blues

 In 1952 was het Dutch Swing College het eerste jazzorkest, dat op de Nederlandse televisie te zien was. De echte doorbraak naar het grote publiek kwam voor Peter en zijn DSC na een opname in de platenstudio van de compositie van Jelly Roll Morton, Doctor Jazz. Hiervoor was de Engelse zangeres Neva Raphaello aangetrokken. Het werd een tophit, die in elke Nederlandse huiskamer wel te horen is geweest. Hoe het in vredesnaam mogelijk was, dat er ook nog tijd over was om te studeren, is een raadsel; tenslotte waren de meeste leden van de DSC gewoon student. In de televisiedocumentaire over de DSC vertelt Wim Kolstee dat het voor Peter Schilperoort steeds moeilijker werd om die groep jonge honden’ steeds maar weer gemotiveerd te houden. Conflicten binnen de band waren onvermijdelijk. Ook had Peter in 1953 zijn in de oorlog afgebroken studie werktuigkunde weer opgepakt. Niemand had het voor mogelijk gehouden, maar in Rhythme van maart 1954 werd de vraag gesteld of Pijpend Peterke de DSC misschien wel zou gaan verlaten. Op 13 september 1955 was het zover. Het afscheidsconcert van Peter Schilperoort in het Kurhaus van Scheveningen én de eerste live-opname in Nederland van een jazzorkest, uitgebracht op het Philips-label (inmiddels ook op CD verkrijgbaar) Swing College at Home, een collectors item, waar tevens Jan Morks als vervanger van Peter voorgesteld werd. Trouwe lezers van Hot News hebben in het kerstnummer kunnen lezen dat het de favoriete plaat van Ad Schager is. Ook mijn persoontje sluit zich daarbij aan. Het is een echte klassieker.

Ik kan niet buiten muziek, iedereen kan weer op mij rekenen (Peter Schilperoort)

 Wie nu gedacht had dat muziek maken voor Peter afgelopen was, kwam bedrogen uit. Peter had een baan aangenomen bij vliegtuigbouwer Fokker. Op 3 juni 1956 behaalde hij zijn ingenieursdiploma, en er lag een stralende toekomst voor hem in het verschiet. Hij had al snel genoeg van de geestdodende regelmaat en orde van een bedrijf met o.a. een prikklok, het werken van negen tot vijf, half uurtje pauze, en dit alles op commando van een fluit. Toen hij van een vriend de aanbieding kreeg om als partner in zijn jachthaven te komen werken, had hij geen bedenktijd nodig. De volgende stap was de banden met de jazzmuziek weer aan te halen. Tot ieders verrassing geen dixieland, maar een kwartet (PS4) met pianist Frans Elzen. Muzikaal gezien verschilde Peter natuurlijk van Frans Elzen, die van een veel moderner garnituur uitging. Misschien om die reden was het kwartet daarom juist zon verrassing. Een aantal opgenomen EPs deed het verrassend goed onder jazzliefhebbers. In Rhythme van oktober 1958 werd Peter de vraag gesteld of hij nog wel eens terug wilde komen bij het Swing College. Zijn antwoord was duidelijk, hoe kwamen ze erbij? Daar was geen sprake van, zijn periode bij de DSC was definitief voorbij. Zowaar maakte het Peter Schilperoort Kwartet nog een tophit, in navolging van het succes van Monty Sunshine met Petite Fleur, een compositie van Sidney Bechet. Vooral in Zweden en Duitsland was de versie van het Peter Schilperoort Kwartet favoriet. Hoe populair ze in die tijd waren, beschrijft Wim Remery, voorzitter van de Zeeuws-Vlaamse Jazz Sociëteit in het clubblad: het bezoek van het Peter Schilperoort Kwartet betekende voor ons net zoveel als het optreden van het Dave Brubeck kwartet in het Concertgebouw van Amsterdam. Nou, dat zegt toch wel wat.

Come Back Sweet Papa

Het was voor mij en andere jazzliefhebbers een grote verrassing. Ondanks eerdere uitspraken kwam Peter Schilperoort weer terug bij het Dutch Swing College. Op 6 december 1959 nam Peter de leiding van het Dutch Swing College weer over. Joop Schrier deed hem te zien op een foto in Rhythme van januari 1960 vakkundig de leidersdas weer om. Het orkest werd van semiprof volledig professioneel. De bezetting onderging een aantal ingrijpende veranderingen. Naast het aantrekken van de Oostenrijkse trompettist Oscar Klein en trombonist Dick Kaart als vervanger voor Wybe Buma en Wim Kolstee bleven Arie Lighthart, Martin Beenen en Jan Morks. Voor pianist Joop Schrier werd geen vervanger gezocht. Ook Dim Kesber vertrok en zo werd de DSC een echt trad-orkest. Peter speelde nu voornamelijk baritonsax maar tussen hem en Jan Morks boterde het niet echt. Na een jaartje hield Jan Morks het voor gezien, Peter moest de klarinetpartijen weer zelf voor zijn rekening nemen.

Hollandse Globetrotters

 De ijzeren routine van optredens in binnen-en buitenland werd direct weer opgenomen. In Rhythme van mei 1961 peinst Peter Schilperoort: Tja, wereld He Swing College klaar voor een buitenlandse tour.  v.l.n.r. Peter Schilperoort, Dick Kaart, Louis de Lussanet, Arie Ligthart, Bob van Oven en Oscar Klein.

reizigers, zo kun je ons zo langzamerhand wel gaan noemen. Want niet alleen Zuid-Amerika krijgt dixieland, maar we gaan trips maken naar Noord-Amerika, Canada, Australie en Nieuw Zeeland. Het DSC was Top of the Bill en dat werd door de grammofoonplatenindustrie ook ingezien. Sla de discografie er maar op na, tientallen LPs, EPs en singles werden in omloop gebracht. Als ze niet op tournee waren, dan waren ze wel in de platenstudio te vinden. De DSC sound van de jaren vijftig was definitief vaarwel gezegd; het was een soort swingende dixieland geworden van het kaliber Eddie Condon All Stars, vakkundig uitgevoerd, technisch perfect, maar wat miste ik? Muzikaal gezien vond ik het toen niet zo interessant meer, maar hele volksstammen vonden het prachtig. Ondanks het feit dat de DSC een echt jazzorkest was, kregen ze in 1964 een Edison in de categorie populaire muziek. Tijdens de uitreiking op het Grand Gala du Disque weigerde Peter Schilperoort het beeldje in ontvangst te nemen. Godfried Bomans, die de presentatie verzorgde, reageerde zeer humoristisch op die weigering en Peter speelde daar voortreffelijk op in en bood Godfried het beeldje aan, waarna die het beeldje in zijn binnenzak stopte. Dank u wel Wrang was wel, dat de Edison voor de categorie Jazz naar het combo van zijn voormalige collega Jan Morks ging. Het succes van de nieuwe DSC was er eigenlijk de oorzaak van, dat de veelzijdige Peter Schilperoort geen tijd had voor zijn andere hobby’s. Hij had er nogal wat. In de periode dat hij bij de DSC weg was, had hij zijn vliegbrevet gehaald. Al op jeugdige leeftijd was hij een fervent motorrijder, en een tijdje is hij ook nog beroepsfotograaf geweest. Hij noemde grammofoonplatenverzamelaars postzegelverzamelaars; daarmee heeft hij mij in het diepste van mijn ziel getroffen. Als begenadigd muzikant kwam hij in de jazz natuurlijk wel aan zijn trekken, maar wij moeten het vaak alleen met onze plaatjes doen, soit! Het contract met Philips liep eind jaren zestig af en Peter begon in zijn huis aan de Kaag een eigen opnamestudio. Platen werden nu uitgebracht op het Dutch Swing College label en een hele serie opnamen met beroemde Amerikaanse solisten kwam op dat label uit (Teddy Wilson, Billy Butterfield, Joe Venuti, Bud Freeman, Wild Bill Davison, Jimmy Witherspoon etc.) Het gemis van een tweede rietblazer bleef Peter toch altijd parten spelen. Menigmaal verzuchtte hij: waar haal ik een klarinettist als Dim Kesber vandaan. Eind jaren zestig werd hij gedwongen daarin te voorzien, want hij kreeg een vervelende spieraandoening aan zijn vingers, waardoor het klarinetspelen hem moeilijk afging. Deze leegte werd ingevuld door Bob Kaper, die sindsdien de klarinetpartijen voor zijn rekening heeft genomen. Peter ging voornamelijk baritonsax spelen.

Peter’s Blues

Het slopende leven bij de DSC band en niet n de laatste plaats zijn levensstijl had echter ook zijn tol geëist. Problemen met zijn gezondheid gingen hem parten spelen. Eerst die spieraandoening, later een virusaandoening; het spelen ging hoe langer hoe moeilijker. Bij zijn laatste optreden kon hij alleen maar gitaar spelen, het instrument waarop hij ooit begonnen was. Met ernstige klachten moest Peter op 71 -jarige leeftijd in het ziekenhuis van Leiderdorp opgenomen worden. Samen met zijn vrouw Ankie Sparenburg vierde hij daar zijn verjaardag. Het was het tweede huwelijk van Peter. Tijdens de oorlog had hij zijn eerste vrouw Xenia Karelson leren kennen, een Finse. Het huwelijk liep in de jaren vijftig op de klippen, maar wel waren er nog twee zonen geboren. Na twee maanden ziekenhuis mocht hij weer naar huis, hij was vol goede moed om weer lekker te gaan spelen. Sterk vermagerd, maar toch nog energiek genoeg om in het Concertgebouw van Amsterdam het 45-jarig bestaan van het DSC te vieren. Peter was er weer helemaal klaar voor. Helaas is het zover niet meer gekomen. Opnieuw werd hij in het ziekenhuis opgenomen, ditmaal met hartklachten. Hij overleed op 17 november 1990. Onder grote belangstelling bewezen Ankie en zijn zonen Bert en Bill en verdere familie hem in zijn geboortestad Den Haag de laatste eer. Op de met bloemen bedekte kist lag de klarinet, zijn favoriete instrument. Leden van zijn Dutch Swing College Band brachten hem een laatste muzikale groet.

Volgende pagina

 

 

Wim Keller


 

© 2009-2012 Wim keller.nl

All rights reserved worldwide.