![]() ![]() |
![]() ![]() | |
Wild Bill Davison, the wild one Mijn eerste ervaring met de stuwende kracht van het cornetspel van Wild
William was op een plaat van Eddie Condons Rampart Street Paraders, uitgebracht
zo rond 1956 op het Philips label. De plaat had als titel Coast to Coast en
bedoeld werd de East en West Coast van de USA.
Eerste schreden in de woelige wereld van de Jazz Defiance (uitdaging, Red.) is de meest toepasselijke naam voor het Ohio
stadje waarde talentvolle veelzijdige William Edward Davison op 5januari 1906
geboren werd. Zijn moeder was een verdienstelijke zangeres en pianiste en zijn
grootmoeder van vaders kant was een piano- lerares. We kunnen best stellen, dat
het muziekmaken hem met de paplepel is ingegeven. Zijn vader verliet al een paar
jaar na zijn geboorte het gezin en ook zijn moeder ging in een andere stad
wonen, de jonge Edward achterlatend onder de zorgen van zijn grootouders, die
verder zijn opvoeding voor hun rekening namen. Al op jeugdige leeftijd zong hij
in een kwartet met jongelui uit de buurt en leerde zo al spelenderwijs harmonie
en muzikale vorming. Via een vriend kreeg hij zijn eerste nstrument, een
mandoline en ging zich later bekwamen op de tenorbanjo en tenorgitaar. Hij bleef
ook die instrumenten trouw, hetgeen weinigen bekend is. Tijdens het Big Horn
festival in 1985 kreeg hij een staande ovatie, toen hij een paar liedje op de
mandola ten gehore bracht. Zijn eerste blaasinstrument was een tuinslang, waar
hij aan het eind een trechter in had gestopt. Het werd echter als snel een
cornet, die hij van zijn grootmoeder kreeg op voorwaarde, dat hij in het
zondagsschoolorkest zijn partijtjes zou meeblazen. Nadat hij een keer verzuimd
had, nam zijn oma hem het instrument weer af, maar de naar zijn muziek
hunkerende Edward kreeg van zijn grootvader een nieuwe, een Conn. Later zou hem
in een interview in het blad The Jazzrecord gevraagd worden, waarom hij niet op
trompet overgestapt was. Nou, het antwoord was simpel, de cornet is een stuk
makkelijker te bespelen. Op 15-jarige leeftijd ging hij in een plaatselijk
orkestje spelen bestaande uit jongelui.
Met het Chubb-Steinberg orkest, waar hij ook mellofoon speelde ging hij voor het eerst de platenstudio in waar hij voor het Okeh-label zijn eerste opnamen maakte. De roaring twenties waren in volle gang en WBD genoot met volle teugen van het muzikantenbestaan. Hij wisselde nog enige malen van orkest en kwam ook in contact met Eddie Condon en andere leden van de Austin High School Gang. Het volgende orkest was dat van Benny Meroif, waarmee hij de platenstudio inging. Hij vertelt dat hij $11.500,-- per jaar verdiende en dat was een heel behoorlijk salaris voor die tijd. Het orkest van Benny Meroif was een showorkest, waarbij de leider ook nog goochelen acrobatentrucjes op de bühne deed. Hij had er snel genoeg van en vond het tijd zijn eigen orkest te formeren. De jazzmuziek heeft baanbrekend werk verricht om de barrière tussen de rassen weg te nemen, maar simpel was dat niet en hoewel enkele musici in de jaren twintig en dertig pogingen ondernamen om de vooroordelen weg te nemen, lukte het maar enkelen in de platen studio ‘mixed’ opnamen te realiseren. Voorbeelden daarvan zijn Eddie Condon en later ook Benny Goodman. In het boek van Hal Willard en tijdens enkele interviews voor de televisie vertelt WBD, dat hij werd uitgenodigd te komen spelen in de Chicago South Side, in die tijd voorbehouden aan het gekleurde volksdeel van die stad. Na afloop van dat optreden, dat niet geheel zonder risico was, werd Wild Bill uitgeroepen tot de witte’ Louis Armstrong. Louis Armstrong was en bleef zijn tweede idool en hij was apetrots dat hij die titel kreeg. Een abrupt einde aan zijn Chicago-periode kwam in 1929. Wild Bill Davison was de bestuurder van de auto, waarmee hij met enkele orkestleden op weg naar een schnabbel was. De taxichauffeur, die hen aanreed, waarbij klarinettist Frank Teschemacher om het leven kwam, ontkende zijn schuld, waarna WBD in de cel terecht kwam. Later bleek, dat de taxichauffeur wel degelijk schuldig was, maar het kwaad was reeds geschied. Jarenlang hebben collega’s musici het hem kwalijk genomen dat hij schuldig was aan de dood van Teschemacher. Gedesillusioneerd vertrok Bill uit Chicago en ging in onbekende dansorkesten in het MidWesten spelen. Zijn invloed op de jazzgeschiedenis leek verloren te zijn. Swing is the thing Begin jaren dertig was er nauwelijks werk voor musici, die zich met hot jazz bezighielden. De oorzaak moet voornamelijk gezocht worden in de depressie die volgde op de beurskrach van 1929, maar ook de introductie van de geluidsfilm is er debet aan geweest. Bix Beiderbecke overleed aan het gevolg van een verwaarloosde longontsteking, maar was het jaar daarvoor al op het hellende vlak terecht gekomen als gevolg van zijn alcoholisme. Het zou het einde van een tijdperk inluiden. De felle, intense hot jazz van de jaren twintig werd door het publiek niet langer op prijs gesteld. Het werd allemaal wat zoeter en de orkesten werden big bands, waarde individuele capaciteiten van de jazz- solisten nauwelijks aan bod kwamen. Zelfs Louis Armstrong ging met een big band werken. Na zijn vertrek uit Chicago speelde WBD bij obscure orkesten in provinciestadjes muziek, die nauwelijks iets met jazz te maken had. Dansmuziek met nauwelijks een solo, die ook wel Micky Mouse orkesten genoemd werden. Tot op zekere hoogte voelde hij zich er wel happy bij, er kwam immers brood op de plank. Het is een vaststaand feit dat hij altijd bedankte voor de eer als hem een aanbod gedaan werd om in een big band te komen spelen. Zelf heeft hij aangegeven er een bloedhekel aan te hebben om in een trompetsectie van vier man te spelen. Hij was een te sterke individualist en speelde liever in kleine dansorkestjes dan in de grote orkesten van naam. New York, the big apple In tegenstelling tot zijn vrienden en collega musici was hij niet in New York toen de belangstelling voor de oude jazz eind jaren dertig herleefde, maar de geruchten bereikten hem wel. Hij nam de stoutmoedige beslissing om zijn geluk ook in New York te gaan beproeven en in 1941 kwam hij in de Big Apple aan met zijn cornet onder zijn arm. Hij zocht direct de gelegenheden op waar jazz gespeeld werd. Jarenlang had WBD populaire melodieën gespeeld in dans- orkestjes, het dixieland repertoire dat daar gespeeld werd was hem betrekkelijk onbekend. Zelf heeft hij ook zijn hele leven beweerd, dat hij eerder een swing - dan een dixielandspeler was. Muzikaal was er echter geen probleem; hij nam het snel over en kreeg direct een contract in de nachtclub Nicks van Nick Rongetti. Medemusici George Brunis, Pee Wee Russell en Eddie Condon hadden inmiddels in de jazz al een behoorlijke naam gemaakt en ook al heel wat platen opgenomen. Milt Gabler van de Commodore Music Shop vroeg Wild Bill een aantal platen te maken voor zijn label. Onder zijn naam werden in 1943 een aantal platen gemaakt met de titel Wild Bill Davison and his Commodores; Thats a Plenty is wel de bekendste. Hal Willard schrijft in zijn boek dat hij die opnamen wel de beste vindt uit die periode van de jazzgeschiedenis en vergeleken kan worden met de opname van Louis Armstrongs West End Blues, tien jaar eerder. Enigszins overdreven vind ik dat wel, maar het neemt niet weg, dat het een perfecte plaat is en we horen het briljante spel van WBD naast dat van zijn medemusici in volle glorie. Zijn klank en krachtige spel maakten hem de bekendste cornettist in de tradionele jazz, niet alleen in die tijd in New York, maar zeker ook in de jaren daarna. Kink in de kabel was, dat WBD in 1943 voor militaire dienst opgeroepen werd. Laten we niet vergeten, dat de USA vanaf 7 december 1941 in oorlog was met nazi-Duitsland en het keizerrijk Japan. Tot aan de capitulatie in 1945 was hij in dienst en noemde zich De Slechtste Soldaat ter Wereld . Gelukkig heeft hij geen oorlogshandelingen meegemaakt, hij kreeg direct opdracht een orkest te vormen. Het werd zijn voornaamste taak te zorgen voor de ontspanning van de militairen. Grappig is wel te vermelden, dat toen hem gevraagd werd de reveille te blazen, hij niet na kon laten daarop een jazzimprovisatie te maken. De commandant ging op tilt en Wild Bill kreeg een permanent verbod ooit nog eens bij het hijsen en strijken van de Stars en Stripes te spelen. Gelukkig hield hij het contact met zijn muzikale vrienden in New York en hij greep elke gelegenheid aan om daar tijdens verlof te komen spelen. Ter gelegenheid van de Town Hall concerten is Wild Bill dan ook een enkele keer komen optreden, in uniform. Condon’s Na de overwinning van de geallieerden, volgde het onvermijdelijke ontslag uit militaire dienst, maar geen nood. Eddie Condon had na het succes van de Town Hall concerten het plan opgevat zijn eigen club te beginnen en de logische keus werd WBD. De komende twaalf jaren zou hij met enkele tussenpozen daar blijven spelen. Het hoogtepunt van zijn carriere. Niet alleen speelde hij daar met de bekendste hot musici uit de jazz, maar dank zij hem groeide Condons uit tot een ontmoetingsplaats van artiesten, politici, industriëlen, filmsterren en andere meer of minder bekende figuren. Natuurlijk, in die nachtclub werd ook uitstekend voor de musici gezorgd, drank en andere genotsmiddelen waren aanwezig. Sinds het prille begin als beroepsmuzikant had de drank ook hem een reputatie bezorgd, echter, hoe meer drank WBD op had hoe nuchterder hij werd. In een interview met Bob Arthur in het blad The Jazzrecord van februari 1946 stelt WBD zelf: ‘1 can outdrink any drunkard 1 know and 1 know plenty.
Wim Keller
© 2009-2011 Wim keller.nl All rights reserved worldwide.
|