
Newport Jazzfestival 1957
Louis Armstrong was uit zijn humeur. Als een verwend kind ijsbeerde hij
achter het toneel heen en weer. Hij had ruzie met alles en iedereen. De opnametechnici van Norman Grantz joeg hij weg. De fotografen had hij afgesnauwd
toen zij hem wilden laten poseren bij de gigantische verjaardagstaart, die men
voor hem op het podium had neergezet. Want deze avond van het Newport
Jazzfestival was helemaal voor hem, de jarige Louis Armstrong. De organisatoren
kwamen met hun verrassingen. Hier is je oude kameraad Kid Ory. Zou
het niet leuk zijn, als hij nog een keer met je optrad. Louis gromde woedend dat Kid zijn eigen boontjes maar moest doppen. Ella Fitzgerald kwam hem met haar
liefste glimlach vragen of zij haar speciale verjaardagsblues voor hem mocht
zingen. De koning van de jazz draaide haar zijn rug toe. Er was geen land met
hem te bezeilen. Toen duwden de nerveuze festivalautoriteiten hun grootste
verrassing naar voren: een breedgeschouderde blanke; een verlegen lachende boom
van een kerel.Hier is je oude vriend Jack, zeiden de anderen,hij mag vanavond
toch zeker wel als gast in je band meespelen, is t niet? Armstrong keek niet
eens op. Bokkig schudde hij het hoofd en bitste: [k zie niet in waarom ik hem
moet laten profiteren van mijn naam. Het werd doodstil achter de coulissen.
Jack Teagarden in 1934. Jack Teagarden, the story of a jazz maverick. Casseil, Londen.
(zie: paperback exemplaar) Foto: Jay D. Smith en Len Guttridge: Armstrong bleef
roerloos zitten, als hadden zijn eigen woorden. [Alle illustraties in dit artikel zijn uit dit boek] hem versteend van schrik. Iedereen keek naar de blanke; de glimlach was
verdwenen. Plotseling was dat gezicht onder die gladgekamde sluike haren oud.
Diepe plooien en ontelbare kleine rimpels hadden de vreugde verjaagd. Jack Teagarden zei niets. Hij keek even naar de kleine neger en draaide zich toen om.
Bovenstaande is overgenomen uit het boek Twintig reuzen van de Jazz, gescheven
door Dick Hendrikse, gepubliceerd door drukkerij de Spaarnestad, Haarlem.
Twintig verhalen over jazzmusici, gebaseerd op een artikelenreeks van de
schrijver in het weekblad Panorama. De rest van dit artikel is gebaseerd op:
Jack Teagarden, The Story of a Jazz Maverick, geschreven door Jay D.Smith en Len Guttridge in 1960 en verschenen bij uitgeverij Cassell in
Londen.
Zijn jeugd in Vernon
Weldon Leo Teagarden werd in de zomer van 1905 geboren
in het stadje Vernon, Texas, als oudste zoon van Helen en Charlie Teagarden.
Zijn moeder was een talentvolle pianiste en kwam uit een zeer muzikale familie. Zijn vader Charlie heeft zijn hele leven
rondgelopen met het trauma niet over het muzikale talent te beschikken dat zijn
vrouw en later ook zijn kinderen hadden. Na Weldon kwamen er nog twee zoons,
Charlie en Clois en een dochter Norma die ook een carrière in de muziek
begonnen. Weldons grootouders van moeders kant kwamen uit Duitsland en Holland.
De Teagardens waren afkomstig uit Texas en daarin zat de link met zijn Indiaanse
voorouders. Zeer zeker door de invloed van zijn moeder ontwikkelde zich bij
Weldon een uitzonderlijke belangstelling voor muziek en al gauw werd duidelijk
dat hij over een groot talent beschikte. Voordat hij als vijfjarige onder de
kerstboom zijn eerste trombone kreeg, had hij al piano- en saxofoonlessen gehad
en hij was al aardig thuis op die instrumenten. Lastiger was het met de
trombone, zijn armen waren nog te kort voor de lange schuif. Die tekortkoming
compenseerde hij met een unieke liptechniek, waarmee hij later iedereen versteld
zou laten staan. Binnen het gezin Teagarden ontwikkelde zich zijn muzikaliteit
snel en op school kwam hij in het schoolorkest terecht. Paul Goetze, zijn Duitse
muziekleraar merkte al na een paar maanden dat hij Weldon eigenlijk niets meer
kon leren. Hij kwam als elfjarige als enige man in de geheel uit vrouwen
bestaande High School Girls Band terecht en daarnaast speelde hij in het eigen
orkest van Paul Goetze. De eigenzinnige Weldon kwam regelmatig in conflict met
Paul en andere leden van de band, doordat hij zich niet hield aan de partituur
en ging improviseren. Paul Goetze voegde hem dan fijntjes toe:Mr Teagarden, de
componist had graag dat u zich houdt aan wat er geschreven staat. In de zomer
van 1918 veranderde er heel veel in het jonge leven van Weldon. Een
griepepidemie teisterde het land en zijn vader Charlie werd er het slachtoffer
van; hij werd maar 39 jaar. Texas werd in die periode overspoeld door
vrijgekomen slaven die op zoek waren naar een betere toekomst. Zij leefden als
nomaden en sliepen in de buitenlucht in tentenkampen. We kunnen nu niet direct
stellen dat ze door de Texanen met open armen ontvangen werden, maar er was in
ieder geval werk voor ze in de katoenplukkerijen. Een van die kampen was vlak
bij het
huis van de Teagardens en ‘s avonds als de zon onderging, zongen zij hun
liederen, gospels, blues en speelden zij ragtime op eigengemaakte instrumenten.
De jonge Weldon was leergierig en luisterde naar die vreemde muziek die hem zo
ongelofelijk fascineerde. Deze muziek wilde hij gaan spelen en ongetwijfeld is
ook zijn unieke zangkunst door die ervaring gevormd. Zelden heb ik een blanke
beter blues horen zingen met grotere overtuiging dan Jack Teagarden. Het waren
moeilijke tijden voor het gezin Teagarden, moeder Helen moest toch vier monden
zien te voeden en was verplicht te gaan werken als muzieklerares. Ook begeleidde
ze de stomme film in de enige bioscoop die het stadje rijk was. Weldon ging in
het weekend mee en speelde met zijn moeder in de bioscoop. Bloedstollende
trombonegeluiden produceerde hij bij de film ‘De stormloop der Uhlanen’ (Duits
elite cavalerieregiment). Toch moest er een echte oplossing gevonden worden voor
de precaire financiële situatie, waarin het gezin zich bevond. Hun huis werd
verkocht en zij verhuisden naar Oklahoma City, waar Weldon ging spelen in de
militaire band van de 19e Divisie te Fort Still. Tussen de veteranen uit de
loopgraven van de le wereldoorlog werd de jonge Weldon snel volwassen. Problemen
konden niet uitblijven en toen zijn moeder daar kennis van kreeg, stuurde ze hem
naar haar broer in California. De recalcitrante Weldon had daar helemaal geen
zin in en nam de trein naar zijn oom van vaders kant Joe Teagarden in San
Anselmo. Oom Joe was ook muzikant en hield er een nogal flamboyante levensstijl
op na. Hij nam zijn neef mee naar gelegenheden, waar hij eigenlijk nog te jong
voor was. Men kneep echter een oogje dicht in die kroegen en bordelen en als hij
ging spelen viel men zowat van zijn stoel van verbazing; zon muzikantje! Toen
zijn moeder er achter kwam dat hij bij oom Joe logeerde, sommeerde ze hem direct
naar huis terug te komen, maar hij rebelleerde opnieuw. Toen hij een aanbieding
kreeg om in het reizende gezelschap van ene Cotton Bailey te komen spelen,
aarzelde hij geen moment en reisde hij af naar San Antonio. Cotton Bailey vond
de naam Weldon maar niks en bleef hem stoïcijns Joe noemen. Na enig overleg
veranderden zij dat in Jack en de rest van zijn leven zou hij zo genoemd worden.
Horn Palace Aangekomen in San Antonio kregen ze een engagement in het Horn
Palace, niet meer dan een enorme schuur die volhing met een geweiencollectie.
Het was een danshal die slecht bekend stond vanwege de wilde feesten die er
gegeven werden. De eigenaar Bill Keilman was een omstreden figuur, die zijn
klanten nogal bot terecht wees als ze weer kledingstukken, bierpullen en andere
voorwerpen aan de geweien hadden opgehangen. Cotton Bailey was een nogal
hakkerige drummer en er ontstond snel onenigheid binnen de groep. Cotton
verdween met de noorderzon, zodat Jack met zijn maat, klarinettist George HilI
er alleen voor stonden. Zij kregen versterking van pianist Terry Shand. Keilman
vroeg op een keer aan Terry: Hoe oud ben je?’ Veertien antwoordde Terry. ‘0k.
dan, als je een lange broek koopt dan ki.in je hier blijven spelen. Jack, Terry
en George vormden een leuk trio totdat zij, toen C melodysaxofonist Porter Crest
de gelederen kwam versterken, een kwartet werden. Avond na avond speelden ze met
veel inzet hun dansmuziek voor het publiek. Jazz had zijn intrede in het Horn
Palace nog niet gedaan; de vier muzikanten hadden hoogstens wat invloed van de
ragtime ondergaan. Hun improvisaties waren eigenlijk meer omspelingen van de
populaire deuntjes van dat moment. Dat je wel kunt spreken van het Wilde Westen,
blijkt wel uit wat uitbater Keilman zou overkomen. Hij had ruzie gehad met een
van de bezoekers en hem de tent uit gezet. De verwijderde ruziemaker kwam later
met enkele maten verhaal halen en met getrokken pistolen en geweren kwamen ze
het Horn Palace binnenstormen. Een waar vuurgevecht ontstond, waarbij de gasten
en de musici dekking moesten zoeken. Keilman werd in de borst getroffen, waarna
paniek in de tent ontstond: schreeuwende mensen en verbijsterde musici. De
daders kwamen naar hen toe en riepen: ‘jullie hebben niets gehoord of gezien!’
De politie zocht toch getuigen en zij kregen een dagvaardiging om voor het
gerecht te verschijnen. De gangsters begonnen hen toen dreigbrieven te schrijven
.Toch is die rechtszaak nog met een sisser afgelopen. Tijdens een gigantische overstroming kwam San Antonio onder water
te staan en het gerechtsgebouw werd dusdanig beschadigd dat het afgebroken moest
worden. De gerechtelijke stukken waren vernietigd; zaak geseponeerd.
Peck
Kelly’s Bad Boys
Het Horn Palace werd gesloten en zij zaten zonder werk. Een
telegram van ene Peck Kelley bracht soelaas. Hij nodigde Jack en de andere leden
van de band uit om bij hem in zijn band te komen spelen. Peck was in zijn
woonplaats Houston een bekende pianist met een voor die tijd vooruitstrevende
stijl. Jack zou zijn hele leven de loftrompet over hem uitsteken. Ondanks het
feit dat Peck Kelley nooit platen onder zijn eigen naam zou uitbrengen en nooit
Texas zou verlaten, werden er voor het Commodore label (625527 en 625528) in
1957 twee Ips uitgebracht met opnamen van het Dick Shannion Quartet, waarbij
Peck toen speelde.
Ja Een foto uit 1923: Jack Teagarden met links van hem zijn
het was een vreemde snuiter die Peck makker uit het Horn Palace, Terry Shad.
Achter hen staat Pee Wee Russeli. Kelley. Zijn unieke speeltrant had hij
misschien wel van die zwarte pianiste waarvan hij in zijn jeugd les had gehad.
Hij was honkvast en elk aanbod om voor grote bedragen bij bekende orkesten te
komen spelen, sloeg hij steevast af met telkens weer een ander excuus. De Horn
Palace Boys voelden zich direct thuis en zowel Jack als Peck kregen een enorm
respect voor elkaars muzikaliteit. Tijdens repetities kon de een de ander
opjutten door hem tijdens solo’s aan te moedigen door te gaan met weer een nieuw
chorus. Voor de muzikale ontwikkeling van Jack Teagarden is het verblijf bij
Peck Kelley’s Bad Boys van enorme betekenis geweest. Niet alleen bekwaamde hij
zich daar op zijn instrument en improviseerde hij vrijelijk; de prille
jazzmuziek kwam ook net om de hoek kijken. Hij ontwikkelde in die tijd zijn
latere visitekaartje: spelen met een glas als demper. Soms zelfs hield hij het
glas alleen voor het open einde van de buis - met de beker los van zijn trombone
- waardoor het klonk alsof de muziek uit zijn tenen kwam. Er waren voortdurend
wisselingen in de bezetting van de band, maar in 1922 speelden ze een seizoen in
het Tokyo Garden Pavillon in Galveston met dezelfde muzikanten. De Peck Boys
waren bezeten van de muziek van de New Orleans Rhythm Kings en Phil Napoleon’s
Memphis Five; ook de blues van Bessie en Mamie Smith maakten grote indruk op
hen. De komst van de 1 6-jarige klarinettist Pee Wee Russell was voor Jack een
gebeurtenis, die als een rode draad door zijn leven zou blijven lopen. Tot aan
zijn dood in 1962 zou hij met Pee Wee platen blijven opnemen en optreden. Twee
andere, later bekende jazzmusici zouden de gelederen van de Bad Boys nog komen
versterken. Rechtstreeks uit New Orleans kwam Leon Prima, de vader van de latere
Louis en Leon Rapollo, klarinettist van de New Orleans Rhythm Kings. Zij waren
beiden kwaliteitsmuzikanten. Een ander aspect van Jacks persoonlijkheid zou in
die periode ook tot wasdom komen. De knappe, donkerharige trombonist, scheiding
in het midden, trok niet alleen door zijn spel maar ook door zijn uiterlijk de
aandacht van het vrouwelijk schoon. Menige affaire is daardoor ontstaan. Een en
ander resulteerde in drie mislukte huwelijken. Jack is daardoor altijd op de
vlucht geweest om de betaling van de alimentaties te ontlopen.
The Original Southern Trumpeters
In 1923 ging Jack bij Doc Ros& Jazz Bandits
spelen. Het was een zuiver financiële beslissing; hij kon er gewoon meer
verdienen. Het was een reizend gezelschap en zij speelden in theaters,
danszalen, openlucht shows en saloons. In hetzelfde jaar trouwde Jack met zijn
jeugdvriendin Ora Binyon. Het zou niet makkelijk blijken met een reizend
muzikant getrouwd te zijn. The Original Southern Trumpeters was het volgende
orkest waaraan hij zich verbond en waarmee hij op tournee door Mexico ging. Op
de aanplakbiljetten stond Jack Teagarden, the South Trombone Wonder.
De Mexico
trip bleek muzikaal gezien geen succes, maar meer succes had Jack bij de
vrouwtjes. Door een incident in een van de kroegen waar ze speelden, moesten de
Southern Trumpeters hals over kop terug naar Texas. De kortstondige relatie die
Jack met een Mexicaanse schone had aangeknoopt, noopte hem om via de laatste
wagon de trein in te gaan, omdat zijn vriendin gepakt en gezakt op het perron op
hem stond te wachten. Nadat enkele leden van de Southern Trumpeters de band
hadden verlaten, maakten de overgebleven leden een doorstart onder de naam the Youngberg-Marin Peacocks. In de plaatselijke krant werden ze aangekondigd als
multi-instrumentalisten; Jack zou euphonium, trombone en zelfs de zingende zaag
bespelen. Later zou hij zich dat niet meer kunnen herinneren. Het nieuwe medium
radio was voor de Peacocks een uitdaging.Regelmatig waren ze op het plaatselijke
radiostation in de Midnight Frolic Show te beluisteren. Radio zou een geduchte
concurrent van de grammofoonplaat worden. Voordat Jack Texas definitief zou
inruilen voor het grote werk in New York, trad hij ook nog een tijdje in Los
Angeles op bij de cowboy show van Doc Ross, de Salomons Penny Dance de Luxe.
Jack vond het prachtig, de musici droegen buitenmodel cowboy kleding. Zij
noemden zich Ranger Ross and his Cowboys. Tijdens een tournee lag Jack te slapen
op zijn hotelkamer. De deur ging open en een man kwam binnen vergezeld van een
enorme hond met een zeer vervaarlijke kop. Met een duivelse grijns op zijn
gezicht ging de persoon met de kop van zijn hond voor de slapende Jack zitten en
maakte hem wakker. Jack schrok zich uiteraard het apezuur en toen zei de man: Hello 1 am Wingy Manone, 1 am the new trumpet player (muzikanten kunnen vaak de
meest lugubere grappen met elkaar uithalen!). De eenarmige Wingy Manone, die dat
vaak op verbluffende wijze wist te verbloemen, zou later een groot jazzmuzikant
worden binnen de Swing- en dixieland-scene van de Verenigde Staten. Voor iedere
muzikant was New York in die tijd het eldorado van het uitgaansleven. The Big
Apple, zoals New York genoemd werd, had een magische aantrekkingskracht op
musici; ze moesten er allemaal een keer geweest zijn. Jack en enkele andere
leden van de Doc Ross Cowboys kregen in 1927 de kriebels en stapten in Jacks Cadillac en reden naar New York, huis en haard achter zich latend. Het grote
werk zou gaan beginnen, de sensatie uit Texas ging de wereld veroveren.
Wim Keller

© 2009-2012
Wim keller.nl
All rights reserved worldwide. |